Het verleden van Utrecht

Vertel mij Utrecht: Zuiderkerk, Kromme Rijn

De Zuiderkerk

Het gezin waarin ik opgroeide, behoorde bij de gemeente van de Gereformeerde Oosterkerk totdat we, ongeveer jaren vijftig, werden ingedeeld bij de Zuiderkerk. Deze kerk vond ik van buiten vreemd, zo anders dan de Oosterkerk (zie vorige column) en de ‘Klaaskerk’ waarnaast ik op opgroeide.  De lampen (art deco) in de kerk leken wel hangende schepen, veel hout met allemaal rechthoekige ruitjes.  De Zuiderkerk (1924) is een ontwerp van A. Kool in Amsterdamse School Stijl.  

Zodra we op zondagmorgen de kerk binnen kwamen, gingen mijn oudere broers en zussen naar de bovengalerij. Daar zaten de meeste jongeren (pubers) en vonden andere gesprekken plaats dan in een kerk verwacht zou worden. 

In de ochtenddienst zat ik alleen naast mijn vader in de houten bank. Mijn moeder mocht elke zondagmorgen (bij hoge uitzondering) uitslapen. Later begreep ik pas dat ze na een zesdaagse werkweek in de melkwinkel en daarbij een gezin met 7 kinderen op zondag ‘opgebrand’ was. Op weg naar de middagdienst in de ‘Zuider’ klonk al in de Twijnstraat het zingen van de soldaten van het Leger des Heils vergezeld met het vrolijke geluid van de tamboerijn, staande tegenover politiebureau Tolsteeg (Louis Hartlooper).  

In de ‘vijf uur dienst’ zat het volledige gezin in de kerkbank. De preek duurde eindeloos lang. Pas vele jaren later werden ‘kindernevendiensten’ gehouden. Hoogtepunt was het moment waarop mijn moeder een rol ‘King Pepermunt’ uit haar tas haalde. Ze wist dat ik graag bij de pepermunt zoveel mogelijk omhulsel wilde hebben. Een stukje zilverpapier bekleed met mat papier bood de mogelijkheid tot vouwen en scheuren zodat het bijvoorbeeld een poppetje werd. Tot op de dag van vandaag maak ik ‘scheursels’. 

Op een zondagmorgen kwamen mijn vader en ik de kerk binnen en vloog onrustig een merel rond, fladderend tegen ramen en orgel. Wonderbaarlijker wijs verdween deze voor de dominee de preekstoel ‘besteeg’. Bij het uitgaan van de kerk was ik er niet gerust op al verzekerde mijn vader me dat de koster zou zorgen dat de vogel vrij gelaten werd. Terwijl ik treuzelde deed de organist het gordijntje waarachter hij zat te spelen open. Toen hij ons zag, speelde hij voluit de prachtige melodie waarvan ik pas jaren later wist dat het een compositie van J.S. Bach was.   

Mijn ‘prille’ liefde voor de muziek van Bach werd in de kerk geboren en bleef. 

Jesus bleibet meine Freude, 
Meines Herzens Trost und Saft, 
Jesus wehret allem Leide, 
Er ist meines Lebens Kraft, 
Meiner Augen Lust und Sonne, 
Meiner Seele Schatz und Wonne; 
Darum lass’ ich Jesum nicht, 
Aus dem Herzen und Gesicht.  

De kinderen uit gereformeerde gezinnen volgden de catechisatie bij de wijkpredikant. 

Elke week moesten we een van de stellingen van de ‘Heidelbergse Catechismus’ uit ons hoofd kennen. Van deze theoretische vorming herinner ik me bijna niets. 

Laat uw reactie achter

Reactie

2 reacties

  • Massegast schreef:

    Gesloopt in 1987. Het is mij eigenlijk destijds ontgaan. Maar doodzonde natuurlijk. Zo’n prachtig Amsterdamse Schoolpand. Utrecht is in de meidagen van 1940 nog net aan een Duits bombardement ontsnapt, maar de gemeente Utrecht heeft in de naoorlogse periode zonder bommen wel veel ‘voor elkaar’ gekregen. Ik schrijf alsnog ‘architectonische psychotherapie’ voor! Zo, die zit.

  • Massegast schreef:

    Overigens een prachtig tijdsbeeld, dit verhaal van Margriet Hoogendoorn. Zeer herkenbaar, vooral die King Pepermunt!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *