Het verleden van Utrecht

Vertel mij Utrecht: St. Aegtengasthuis

stoofenkapel

Tijdelijk onderdak bieden aan rondtrekkende vreemdelingen, pelgrims, daklozen, hulpbehoevenden is van alle tijden.  

In de veertiende eeuw nam het aantal gasthuizen in Utrecht toe. Alleen al in de zuidelijke binnenstad waren er ongeveer tien, verbonden aan kloosters of gesticht door particulieren.  

Bieden van zorg kwam voort uit de ‘werken van barmhartigheid’. Elke Christen die daartoe in staat was, diende deze in de praktijk te brengen. Zie eerdere column over zorg aan behoeftigen.

De ‘rondtrekkende’ rekende er op om onderdak te vinden in een van de gasthuizen, binnen de muren en als de poorten gesloten waren buiten de muren. Gasthuizen richtten zich meer en meer op doelgroepen, zoals bijvoorbeeld pelgrims. De zuidelijke binnenstad bestond in die tijd nog uit veel agrarische grond die vanaf de twaalfde eeuw mee ommuurd was. De huizen hadden grote tuinen waarvan veel in de loop van de tijd bebouwd werden (‘verdichting’). 

Een van de gasthuizen, zo niet de oudste, is het Sint Agatha Gasthuis (Aeghten) naast het Catharijnesteegje (zie afbeelding) op de plek waar nu de ‘Catharina kathedraal’ en museum ‘Het Catharijne Convent’ gevestigd zijn. De rijke burger Pieter Uten Leen kocht dit stuk grond met appel boomgaard ten behoeve van de oprichting van de Sint Aeghtenkapel die in 1366 werd ingewijd. Hij schonk een jaarrente aan de Utrechtse broederschap van de kapel van Sint Agatha.  Deze richtten naast de kapel een eenvoudig stenen huis (een ‘warme stoof’) in met een stenen brandplaats met plek voor 7 bedden voor ‘passanten’.  De gasten konden daar tijdens een kort verblijf verwarmen, baden, eten en slapen. 

In de Catharijnesteeg was het Catharijnehuis gevestigd tot 2018. Daar werd bijna 30 jaar daklozen opgevangen in de dagopvang. De voorziening werd over genomen door het Leger des Heils, ook voor nachtopvang. Op weg naar het Catharijnehuis, lopend door de Korte Nieuwstraat was de dakloze herkenbaar aan gevulde plastic zakken, deze soms in een supermarkt karretje voortduwend.  

Op de avond van een aangekondigde koude vriesnacht kreeg de politie opdracht om te ‘daklozen’ in de opvang onder te brengen. Vanuit mijn keukenraam keek ik op een slaapplaats van een dakloze in de hoge stenen nis waar hij al een paar nachten had door gebracht. De politie kwam die avond, maar hij wilde niet mee en verkoos de nacht in de kou. 

Wooningloze    J. Slauerhof    fragment 

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, 
Nooit vond ik ergens anders onderdak; 
Voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak, 
Een tent werd door den stormwind meegenomen. 

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, 
Zoolang ik weet dat ik in wildernis, 
In steppen, stad en woud dat onderkomen 
Kan vinden, deert mij geen bekommernis. 

Het zal lang duren, maar de tijd zal komen 
Dat vóór den nacht mij de oude kracht ontbreekt 
En tevergeefs om zachte woorden smeekt, 
Waarmee ‘k weleer kon bouwen en de aarde 

Laat uw reactie achter

Reactie

1 reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *