Het verleden van Utrecht

Vertel mij Utrecht: Slangenmuur

Leeuwenbergh

Als ik ‘s morgens de Brigittenstraat uitloop is het de lucht van het platteland. 

Zo moet het geweest zijn in de veertiende eeuw, toen de Oude Kamp nog niet oud was 

en nog als akker werd gebruikt, toen het Brigittenklooster er nog niet eens was. 

Huub Blankenberg (voormalig directeur van museum Speelklok tot Pierement) 

 Na het verkrijgen van stadsrechten (1122) werd niet alleen de bebouwing in Utrecht ommuurd maar ook agrarische grond. Het zuidelijk deel (museumkwartier) bleef lang grotendeels onbebouwd. Ideaal voor vestiging van zelfvoorzienende kloosters met behoefte aan grond. De naam Oude/Nieuwe kamp verwijst nog naar de aanwezigheid van agrarische grond. Langs de Kromme/Nieuwegracht lag klooster na klooster: Servaas-, Maria Magdalena-, Brigitten-, Jeruzalem-, Hiëronymus-; straatnamen vertellen het nog.  Na de reformatie werden de meeste, onbruikbaar geworden, kloostergebouwen en kapellen gesloopt. 

Op de plek van woonhuis Nieuwegracht 64, hoek Schalkwijkstraat, stond eerst het Quintijnsgasthuis. De uitvoerders van het testament van Agnes van Leeuwenbergh kochten in 1564 dit gasthuis met de bijbehorende grond om aan het andere eind van de Schalkwijkstraat het Leeuwenbergh gasthuis te bouwen, aan de rand van de stad, voor lijders aan pestziekte. Pest was  besmettelijk en heerste tot in de 17e eeuw. Zieken die noodgedwongen de stad in moesten, rinkelden met een belletje, zo bleven bewoners op afstand.  De voormalige hoofdingang van het gasthuis werd bereikt door de tuinmuur aan de Schalkwijkstraat, tussen pesthuis en stadswal liep een smal steegje, niet representatief voor een deftige entree. 

Hoogleraar G.J. Mulder vestigde in de 19e eeuw in dit gebouw zijn scheikundig laboratorium. De gedenksteen bevindt zich in de zijmuur. In 1930 werd de ‘Leeuwenberghkerk’ de behuizing van de Nederlandse Protestantenbond. Deze gemeente is in 2004 samengegaan met de Remonstranten, in de Geertekerk. Sinds begin 2019 is Stadsherstel Utrecht eigenaar. 

Geestelijke Jan van Campen bezat aan de Nieuwe Kamp een huis met een erf dat zich langs de noordzijde van de Schalkwijkstraat uitstrekte. In 1570 liet hij daarop liet hij 15 ‘kameren’ bouwen (1 kamer met zoldertje) voor gratis huisvesting van minvermogenden. Deze huisjes raakten in verval en waren bestemd voor de sloop. Dankzij de inzet van kunstenaars in de vorige eeuw zijn de meeste ‘kameren’ behouden en dienen nu als atelierhuisjes. De zuidzijde van de Schalkwijkstraat werd in de loop de tijd volgebouwd. Open de deur van nummer 67 en loop het steegje in. Bekijk achterin (links, langs het tuinmanshuisje) een behouden deel van de bakstenen Slangenmuur  (2e kwart, 18e eeuw), landelijk bekeken de enige binnen de stedelijke bebouwing. Toen omheining van de tuin van Nieuwgracht 64. Een slangen/slingermuur muur vind je om een kasteeltuin of een groot buiten. Concentratie van zonnewarmte in de holtes maakt het kweken van exotische planten mogelijk. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Laat uw reactie achter

Reactie

1 reactie

  • A.M. van Westen schreef:

    Wat weer een goed artikel over mijn “oude” buurt. Ik ga er zo nu en dan nog wel eens heen en geniet van de rust, omgeving en geschiedenis. Dus ook een beetje mijn geschiedenis ?.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *