Het verleden van Utrecht

Vertel mij Utrecht: neostijlen 19e eeuw – 20e eeuw Jugendstil (1)

Waar nu Ruby Rose zit was vroeger bloemisterij Aurora gevestigd.

De eerste jaren dat ik rondleidingen verzorgde in Utrecht was ik gericht op het vertellen van de stadsgeschiedenis. 

De (historische) gebouwen bieden aanknopingspunten voor gebeurtenissen die zich daarin of er om heen afspeelden. Domplein, Kerken, de (nog aanwezige) Kloosters, Gasthuizen, Paushuize, Stadhuis, het Academiegebouw, de Grachten. Elk gebouw, elke plek is getuige van een ver of meer nabij verleden en vertegenwoordigt een tijdsbeeld. De ‘inrichting’ van de stad blijft veranderen.  

Bouwplannen van gemeente, instanties, particulieren worden gerealiseerd; architectuur krijgt functionaliteit, uitgedrukt in stijl en expressie.   In de negentiende eeuw werd door architecten voor het te maken ontwerp terug gegrepen op bouwstijlen uit vroegere eeuwen: de neostijlen. 

Voorbeelden hiervan zijn te vinden in de schaduw van de Gotische Domkerk: 

‘Neogotisch’: het toegangspoortje (1895) naar de pandhof naast het academiegebouw. 

‘Hollandse Neorenaissance stijl’, het academiegebouw van de Rijksuniversiteit (1891 – 1894). 

In het ‘eclecticisme’ werden elementen van verschillende voorafgaande stijlen worden door elkaar toegepast; dubbelhuis Domplein 23/24 (1878). Rond de vorige eeuwwisseling verschenen in de stad winkelgevels ontworpen in een geheel nieuwe stijl: ‘de Jugendstil’ of ‘Art Nouveau’, een sierlijke, decoratieve vormentaal.  

Voor het eerst werd daarbij de stalen puibalk in de gevel toegepast boven het winkelraam. Dat bood de ondernemers de mogelijkheid om grote etalages te maken. In die tijd nam het aantal winkels in de stad toe omdat het belang van markten afnam. In 1904 werd de Korte Jansstraat verbreed. Dat bood ruimte voor de bouw van grote winkel/woonhuis panden.  

C.M.  Knopper vestigde in 1904 op nummer 23 -25 de voormalige bloemisterij ‘Aurora’. In de Jugendstil gevel werd een beeld van de Romeinse godin Flora, godin van lente en bloemen aangebracht. Afwisselend wordt M.E. Kuiler vader en J.M.  Kuiler zoon als architect van dit pand vermeld. De naam van de architect die het ontwerp van een pand maakt, staat zelden op de gevel. 

Niet uitzonderlijk is een gevelsteen met vermelding van wie de eerste steen heeft gelegd. In deze gevel wordt zowel de architect als de ‘eerstesteenlegging’ vermeld. Op de linkerhoek (recht  naar beneden onder straatnaambordje in de gevel ‘Korte Jansstraat’) staat de naam ‘M.E. Kuiler, architect’. Deze bescheiden vermelding lijkt me het antwoord. In dit pand is nu ‘Ruby Rose’ gevestigd. ‘Flora’ is opnieuw beschilderd. 

Joost van den Vondel schreef ter gelegenheid van het huwelijk van Agneta Block en Joan de wolf (zijn neef) in 1649 een huwelijksgedicht. Agneta woonde met haar echtgenoot op buitenplaats ‘Vijverberg’ in Loenen aan de Vecht en beoefende daar o.a. de botanie.  

Fragment: 

d’Een schept zomwyl lust op ‘t lant, 
Daer zy bloemen zaeit en plant, 
Of de Bloemgodin helpt vieren, 
En het loofwerk op papieren, 

Loof en schoone bloemen weeft, 
Schooner dan de lente ons geeft. 
Wat kan zulk een huwelyk baeren, 
Daer die beide in echt vergaeren, 

Laat uw reactie achter

Reactie

1 reactie

  • henk schreef:

    Heb met veel plezier het stuk over de panden van Utrecht gelezen.
    Hele mooie beschrijving van onze bouw cultuur, jugendstil.
    Bravo Margriet

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *