Het verleden van Utrecht

Vertel mij Utrecht: Henrica van Erp, abdis en kroniekschrijfster (1)

 In 1113 stichtte abt Ludolf abdij Oostbroek, een dubbelklooster gewijd aan Sint Laurens, voor zowel mannen als vrouwen uit adellijke families. Op de plek waar nu ‘Het Utrechts Landschap’ is gevestigd. Vanaf 1139 woonden de nonnen zelfstandig. 

Dit Vrouwenklooster ‘Nova Curia’ of ‘Nieuwe Hof’ lag op het terrein van Oostbroek, nu KNMI.  ‘Nova Curia’ bleef onder toezicht van de abt. In de veertiende eeuw nam voor hen de zelfstandigheid toe. Het klooster was zelfvoorzienend. Henrica van Erp (ca. 1480 -1548) werd geboren als dochter van ridder Johan van Erp en Hildegunda Heim of Heins vermoedelijk in Rosmalen (Noord-Brabant). Verondersteld wordt zij rond haar tiende jaar het intrede deed in het Vrouwenklooster en rond haar dertigste werd benoemd als abdis.  

Het was niet uitzonderlijk dat een kind in een klooster ondergebracht werd, daar opgevoed en er bleef. Het klooster bood de mogelijkheid tot ontwikkeling, een eerbare loopbaan en niet onbelangrijk: vrouwen ontliepen de kraamvrouwenkoorts, mislukte bevallingen een veel voorkomende doodsoorzaak in die tijd. Een huwelijk was voor de vrouw in die tijd noodzaak. Deze verbintenis werd vaak al voor kinderen, soms nog in de wieg, vast gelegd. Vrouwenoverschot speelde een rol. Mannen deden bijv. voordat zij huwden eerst de ‘meesterproef’ bij een Gilde of gingen op bedevaart, beide langdurig.  Kronieken van vrouwenkloosters zijn nauwelijks bewaard gebleven. 

Van de kroniek die Henrica van Erp schreef, bestaan nog twee afschriften uit de zeventiende eeuw. Een daarvan werd gedrukt en verscheen in dezelfde eeuw.  Het originele handschrift ging vermoedelijk verloren. De heruitgave van deze kroniek (2010) uitgegeven door Verloren is ingeleid en bezorgd door Anne Doedens en Henk Looijensteijn. 

Kroniek. 

[In de marge: De toren valt van het Vrouwenklooster] 

[Anno 1518] ende waeren de kerktoornenso vergaen, dat men se bestaey 

de of te breken, oft tot het fondament toe, ende niet te laten storten. Maer 

den eenen toorne worde afgebroken ende anderen viel bij faute van den 

metselaar, Ende ware in het achterchoor, doe die toorne viel, elf mans en 

en twee van ons conventsjuffrouwen: die costerinne Zulen en een ander ge- 

naampt Voorde, maar God behuede se allegader. 

In 1528 trekken plunderende soldaten langs, steken de windmolen in brand en breken op brute manier de (abdij) kerk aan beide kanten open; slaan het Heilige Graf in de kapel aan stukken. Deze zijn ‘los geslagen’, hebben honger en nemen alles mee. Zij vernielen een venster van het vrouwenhuis en kruipen er door. 48 ramen van het klooster zijn stuk geslagen. De 22 matrassen worden mee genomen. Ze grijpen de knechten verbonden aan de abdij en nemen de beesten mee. In deze periode worden in en om Utrecht twisten uitgevochten tussen het oprukkende Habsburgse rijk en de Hollanders. Het klooster ligt aan de grote weg naar Rhenen, buiten de stadsmuur, onbeschermd. 

Laat uw reactie achter

Reactie

1 reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *