Onze columnisten

Me fokking mobiel! 

Omdat haar rij-instructeur wegens omstandigheden niet zit op te letten, moet Fenna ineens zelfstandig de A27 op en af. 

Rij-instructeur T. grijpt naar zijn kontzak. Ik trap het gaspedaal in. We gaan namelijk de snelweg op en dan zegt T. altijd: ‘Tráp in dat ding.’  

Nu roept hij: ‘Nee!’  

‘Wat nee?’ vraag ik. Als je iets niet wilt horen van je rij-instructeur terwijl je de A27 op rijdt, is het wel ‘nee’. Maar T. let niet op mij.  

‘Nee!’ 

Ineens zit er een scherpe bocht in de oprit. Ik ben er te hard in gegaan; g-krachten trekken ons naar de linkerkant van de Volkswagen Polo en het scheelt weinig, of ik zit bovenop de auto voor ons. ‘Kut,’ mompel ik. ‘Kut.’ Maar T. heeft niets door, of denkt dat ik die shit zelf wel oplos. Hangend in zijn gordel jammert hij: ‘Ik heb ‘t weer gedaan!’  

Vlak voordat ik ‘dat ding’ intrapte, hoorden we op het dak een metalig geluidje en direct daarna een tik. Alsof er iets op had gelegen wat eraf viel. 

‘Me fokking mobiel!’ 

T.is een volbloed Utrechter: een bocht is eenboggie, een jongen een jochie enfucking is fokking. Een goede instructeur is-ie ook. Met mensenkennis, vindt hij zelf. Al-tijd voorspelt hij goed hoe een nieuwe leerling rijdt. ‘Toen ik jou zag,’ zei hij, ‘dacht ik: die is motorisch vast nie handig.’ 

‘Kut,’ zeg ik weer, maar de g-krachten nemen gelukkig af en de auto voor ons rijdt weg. T. foetert – op zichzelf. Ik begrijp: die A27 zal ik alléén moeten doen. 

Het schijnt dat als je als kind veel hebt gelezen, je een groter empatisch vermogen hebt. Dat komt me nu heel slecht uit; ik wil opletten maar denk ook aan T’s iPhone, achtergebleven op het koude asfalt tussen zijn eigen splinters. Emotioneel voeg ik in, pal achter een vrachtwagen. ‘Plannetje maken!’ zou T. zeggen in normale omstandigheden. ‘Wat ben ik een moggool!’ zegt hij in plaats daarvan. ‘Ik heb dit al twee keer eerder gehad!’ Nog zieliger dan een iPhone op koud asfalt: drie iPhones op koud asfalt. Ik dwing het beeld uit mijn hoofd en maak een plannetje: na die rode auto haal ik in. 

De vrachtwagen blijkt vier vrachtwagens. Tráp in dat ding, denk ik – en we scheuren ze voorbij. Wat is je plek op de weg? zou T. nu vragen, dus ik ga weer rechts rijden. Trots kijk ik opzij. T. staart naar zijn handpalmen. 

Ik maak meer plannetjes: we gaan de volgende afrit nemen (‘Communiceer met je medeweggebruikers!’), het viaduct oversteken (‘Niet op twee wielen door ‘t boggie!’) en bij dat tankstation pauzeren. Eenmaal daar draai ik soepel een parkeervak in (‘Stuur door!’). 

‘Wat nou, motorisch nie handig?’ zeg ik. Maar T. hoort me nie. 

Auteur Fenna Riethof
Auteur

Fenna Riethof

Laat uw reactie achter

Reactie

3 reacties

  • kees berger schreef:

    Smartphone en autorijden, het blijft een problematisch huwelijk. Zelfs zónder je ‘beste vriend’ vormt afleiding achter het stuur een reëel gevaar! Rake sfeertekening.

  • Hans schreef:

    Jij schrijft prachtig terwijl jij zelf er ook nog prachtig er uit ziet. ☀️☀️☀️

  • banzsi schreef:

    maar heeft ie die het mobieltje nog terug gevonden ?
    of is dit een verzinsel ?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *