In 1832 breekt in Utrecht voor het eerst de cholera uit. Grachtwater, opvang van regenwater voorzag in de watervoorziening. De grachten waren een smerig, stinkend, open riool, waarin van alles geloosd werd, zoals fecaliën van inwoners, afval van de industrie. In de loop van de tijd werden pompen geplaatst. Maar het bleek dat ook het grondwater vervuild was door mestvaalten en beerputten. De Mariapomp gaf nog het langst zuiver water. Men kwam zelfs uit Amsterdam om Utrechts Water te halen. Bier met een licht alcoholpercentage was het meest veilig om te drinken.
Utrecht was de eerste stad in de Nederlanden die een gezondheidscommissie (1855) samenstelde in de overtuiging dat cholera verspreid werd door slecht drinkwater. Als gevolg van de 2e cholera epidemie in 1866 telde de stad 1725 doden op ongeveer 100.000 inwoners. Onreinheid, slechte woonomstandigheden, in krotten, droeg bij in verspreiding. In 1883 ontdekte de Duitse wetenschapper Robert Koch de vibrio cholerae, een bacterie die zich verspreidde door ontlasting en braaksel.
Met de komst van de waterleiding (Utrecht 1883) steeg de levensverwachting. De in 1865 opgerichte ‘Compagnie Generale de Conduites d’Eau te Luik stichtte in 1881 de Compagnie des Eaux d’Utrecht. Het water werd opgepompt in Soestduinen. De eerste watertoren aan de Lauwershof (1895) moet als een vreemd bouwwerk ervaren zijn. De vormgeving naar ontwerp van aannemer C.P.W. Dessing was volkomen nieuw.
De toren verrees door ruimtegebrek in de tuin van N. Rijk, toen directeur van het waterleiding bedrijf. Het vat boven in heeft een inhoud van 1500m3. Enkele jaren was in de toren het hoogste museum van Utrecht, het Waterleiding museum, gevestigd. De geschiedenis van deze plek gaat verder terug. Midden 13e eeuw stond hier het Predikherenklooster. De bewoners, de Dominicanen of Jacobijnen waren fel tegen de hervorming. Op 11 juni 1579 dienden de predikheren op last van de vroedschap de stad te verlaten. Het klooster werd afgebroken.
In 1854 deed Nicolaas Beets, bekend van ‘de Camera Obscura’ (pseudoniem Hildebrand) als predikant zijn intrede in de stad. Zowel als predikant als hoogleraar was hij immens populair. In zijn vorige woonplaats Heemstede had hij als zielzorger veel te maken gehad met de getroffenen door de cholera epidemie van 1848. Hij bezocht in zijn nieuwe woonplaats de inwoners van de Lauwerecht op, een van de armste wijken van Utrecht, waar de cholera (1866) heerste.
Beets zelf weigerde een aansluiting op de waterleiding. Hij was bang dat deze zou bevriezen in de winter. Na zijn dood in 1903 kwam de aansluiting alsnog.
Voert water aan, voert water aan,
Uit zilvren waterwellen!
Geen drab, waar ziekte en dood uit gist,
Maar zuivre bron, die ’t bloed verfrischt;
Voor de Utrechtsche waterleiding – fragment van een gedicht van Nicolaas Beets.
Laat uw reactie achter
Reactie