Het verleden van Utrecht

Vertel mij Utrecht: Marktenstad

Fruitmarkthal Vreeburg, olieverf C. van Velzel 1906.

Tot in de zestiende eeuw was Utrecht de grootste stad van de Noordelijke Nederlanden. Door de centrale ligging ontwikkelde zich een belangrijk handelscentrum met tientallen, soms al eeuwenoude markten. De stad vervulde ook een marktfunctie voor het omringende platteland. 

Verspreid over vele locaties werden de markten en jaarmarkten gehouden. Utrecht was de schakel naar de Keulse Vaart en daarmee doorvoerhaven naar het Duitse achterland.Toen de grote schepen de stad niet meer konden bereiken verloor de stad haar leidende rol. 

Sommige straatnamen en namen van bruggen verwijzen nog naar markten die op deze plek gehouden werden: de Vismarkt, Ganzenmarkt en Zoutmarkt, Paardenveld. De Bakkerbrug, Bezembrug, Brood en Huiden brug, Kalis of Vis brug. De Neude  en het Catharijneveld (Vredenburg) waren de belangrijkste marktplaatsen. 

 De Neude was een drassig weiland, een ‘uiterwaard’ langs de oude Rijnloop en niet geschikt voor de stedelijke bebouwing, maar wel als marktplaats. In de 13e en 15e eeuw werd het plein opgehoogd. De eerste veemarkt was op de Neude en ook graanproducten vanuit de omgeving werden er verhandeld. Waar nu zomerse terrasjes zijn, stonden paarden, veulens, runderen, kalveren, schapen.  

Toen de Neude te klein werd, verplaatsten sommige markten zich naar de bruggen over de Oudegracht. Vanaf 1580 werd de veemarkt op het Catharijneveld, gehouden, nu Vredenburg. Nabij de Jacobikerk vond zo’n 400 jaar de varkenmarkt plaats. Eind negentiende eeuw werd de overdekte Fruithal en Korenbeurs op het Vredenburg geopend. 

In 1917 werd de eerste Jaarbeurs in de Fruithal gehouden. In 1928 verhuisde de veemarkt naar de Croeselaan. Men kwam van over de grens naar de tweede hands autohandel die ook op deze plek plaats vond. Beide markten verhuisden naar de Voorveldse polder en waren overdekt. Vervolgens verhuisde de veemarkt naar Bunnik en de automarkt naar Beverwijk. De Jaarbeurs heeft nu aan de Croeselaan een internationale handelsfunctie en telt jaarlijks meer dan 2 miljoen bezoekers. 

In de binnenstad vind je nog drukbezochte markten, zoals bijvoorbeeld  de bloemenmarkt (Janskerkhof 1835), groenmarkt, lapjesmarkt, rommelmarkten en niet te vergeten de massaal bezochte ‘Vrijmarkt’. In de 19e eeuw nam het belang van markten af en nam het aantal winkels toe. In de 20e eeuw verschenen de grote warenhuizen. 

Citaat van Renger de Bruin uit ‘op gezang en vlees belust’ over leven, werk en stad van Jan Engelman (1900 – 1972). 

De ingrijpende veranderingen in de binnenstad vonden plaats op een steenworp afstand van Jans ouderlijk huis. Sterker nog, huize Engelman was een van die moderne detailhandelsbedrijven die de traditionele markten verdrongen. In dit geval was de vismarkt voor de deur; de firma Engelman (vishandel)was gevestigd op Vismarkt 13. 

Tussen de directe verkoop van voedingswaren door producent aan consument kwam de detailhandel. Een groenteboer was niet langer hovenier die met zijn hondenkar boontjes en andijvie uitventte maar een winkelier die zijn waren inkocht op de groenten- en fruitveiling. 

  

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *