Het verleden van Utrecht

Vertel mij Utrecht: Hofje van Veelo

In de negentiende eeuw traden de nadelige effecten van de industriële revolutie op. Nijverheid die op het platteland beoefend werd en inkomsten bood, verdween. Dorpelingen trokken naar de stad. De verstedelijking nam toe. Er ontstond een overschot aan arbeiders. Degenen die werk hadden, verdienden een hongerloon. Kinderarbeid was nog gewoon. Gebrek aan huisvesting leidde tot erbarmelijke woonomstandigheden. Veel arbeidersgezinnen leefden dicht op elkaar in een huisje (krot) dat uit 1 kamer en zoldertje bestond. 

Pieter Veelo bouwde in 1826 het ‘Hofje van Veelo’ bestaande uit 46 ‘CAMEREN’, bestemd als huurwoningen. Een commercieel project. 

De huisjes stonden op een perceel dat hoorde bij zijn huis (Scherpenburg Springweg 69/71). 

Door de bouw van dit hofje ontstond de Tuinstraat. Drie nu verdwenen ‘kamerwoningen’ aan het Geertebolwerk sloten de Tuinstraat af waardoor een ‘slop’ ontstondat bereikt werd door de nog bestaande poortweg aan de Springweg 

Deze voorziening was o.a. voor arbeiders bestemd, niet te verwarren met de andere doelgroep, ook de allerarmsten. Deze werd gratis gehuisvest in hofjeswoningen gebouwd door een weldoener/ster voortvloeiend uit de ‘werken van Barmhartigheid (huisvesten). Dit zijn ‘vrijwoningen of godscameren’, al bekend in de middeleeuwen. Deze ‘vrijwoningen’ werden ook nog in de 19e eeuw gesticht. De ‘godscameren’ liggen in Utrecht vrijwel zonder uitzondering in een rij langs de straat. Soms is het wapen van de weldoener boven de deurpost aangebracht en/of is er een regentenkamer toegevoegd. CAMEREN’ is een begrip dat zowel opgaat voor de charitatief als voor de commercieel bestemde bouwvorm. 

Beide woonvoorzieningen bestaan uit 1 kamer op de begane grond, een zoldertje dat in de zomer bloedheet was en in de winter ijskoud. Beneden was een bedstee. Als er geen eigen wc was, deelden de bewoners buiten een gemeenschappelijk ‘secreet’. In 1855 nam ‘de Maatschappij tot Verbetering der Woningen voor Arbeidende en Minvermogenden het eigendom van ‘het hofje van Veelo’ over en bracht verbeteringen aan. In 1902 kwam de woningwet tot stand. Toch duurde het lang voor er werkelijk verbetering kwam. In de Tuinstraat lagen twee rijtjes huisjes (cameren) tegenover elkaar. In 1959 werden de woningen onbewoonbaar verklaard. De noordelijke helft werd in 1961 gesloopt. Het rijtje op de foto is gespaard gebleven en voldoet nu aan de eisen van deze tijd. 

 

Theo van Baaren      Utrecht    fragment 

Als ik aan Utrecht denk, zoals het was, 

dan ruik ik hoe de Minstroom lag te stinken 

en zie de stegen met verlopen krotten 

waar kinderen op kelderbedden rotten. 

Een gracht waar magere poezen in verdrinken, 

bleke smoelen en verpauperd gras. 

 

Natuurlijk zie ik ook de hoge huizen 

die daar verwaand en statig staan te staan. 

Daar woonden deftige en rijke doden. 

Aan de gordijnen zag je al: Verboden 

voor arme schooiers om hier in te gaan. 

Net zo als voor de ratten en de luizen.  

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *