Bouwmeesters/architecten/aannemers en niet in de laatste plaats bouwlieden geven vorm aan het ‘fysiek’ van de stad. Deze burgers hebben door de eeuwen heen met de beschikbare middelen van hun tijd dikwijls imponerende werken tot stand gebracht. Wie dat waren, staat meestal niet op het gebouw.
Bij ‘de Beurs van Berlage’ is de naam van de architect en de bestemming van zijn ontwerp een samengevoegd begrip. Hendrik Petrus Berlage (1856 – 1934) bekend van de ‘Koopmansbeurs’ in Amsterdam heeft als Nederlands architect en stedenbouwkundige een grote rol gespeeld in de nieuwe geschiedenis van de Nederlandse bouwkunst. Hij heeft invloed gehad op belangrijke architectuur stromingen in de twintigste eeuw zoals de ‘Amsterdamse Schoolstijl’, ‘De Stijl’ (Rietveld), de Nieuwe Zakelijkheid. Ook in Utrecht. Voor Utrecht maakte Berlage ook een stedenbouwkundig plan voor de nieuwe buitenwijken: Oog in Al, en Zuilen.
Utrecht bezit representatieve voorbeelden van de ‘Amsterdamse Schoolstijl’.
‘De Inktpot’ het Hoofdgebouw III van de Nederlandse Spoorwegen van G.W. van Heukelum is het grootste bakstenen (22 miljoen) kantoorgebouw van Nederland. Dit kolossale gebouw is gefundeerd op rails.
Het hoofdpostkantoor op de Neude. Architect J. Crouwel jr. werd beïnvloed door de bouwkunst van Scandinavië. De voormalige (gele) incassobank van ca. 1920 aan de Nobelstraat werd ontworpen door Jan Baanders sr. uit Amsterdam. De Incassobank Amsterdam was de opdrachtgever.
‘Louis Hartlooper Complex’: bijna elke Utrechter komt daar of kent het gebouw, maar wie weet wie de architect van dit gebouw is.
Dit voormalige politiebureau Tolsteeg (ca.1927) vormt met brug, twee aanlegsteigers en tramwachtershuisje een geheel in ‘Amsterdamse Schoolstijl’ (bouwstijl tussen de twee wereldoorlogen) dat landelijk bewondering oogst.
Het ontwerp staat op naam van Johannes Izak Planjer (1865 – 1934) verbonden als architect aan de dienst openbare werken van de Gemeente Utrecht. In de jaren 20 ontwierp hij verschillende basisscholen, die bijna allemaal een monumentale status kregen. Veel in de stijl van ‘de Amsterdamse School’. Net als Dudok (1884 – 1974) liet hij zich inspireren door nieuwe stromingen in de architectuur, zoals ‘de nieuwe zakelijkheid’. In 1932 ontwierp Planjer in deze stijl het (voormalig) Stedelijk Gymnasium aan de Homeruslaan. In dit ontwerp zijn duidelijk overeenkomsten te zien met de Utrechtse schouwburg (1937) van Dudok.
Charlotte Mutsaers bezocht deze school. In ‘Zeepijn’vertelt zij dat ze in de klas een dichtregel van Lucebert te horen kreeg.
Het was de beroemde regel uit apocrief/de analphabetische naam:
‘In deze tijd heeft wat men altijd noemde/schoonheid haar gezicht verbrand’.
Deze zin stortte de jonge Charlotte in de jaren vijftig in een levenscrisis. Toen ze terugkwam uit school, de dag dat ze deze zin leerde, trok ze zich terug in de kelder van haar ouderlijk huis, een kelder die uit kwam op de Nieuwe Gracht in Utrecht. Ze nam er, schrijft ze in Zeepijn, niets dan schoonheid waar.
Laat uw reactie achter
Reactie