De Utrechtse Caravaggisten

Utrecht, wonderlijke stad

Er ligt een opwindende stad in het hart van Nederland. Er gebeuren daar wonderlijke dingen. Er staat een hypermodern Muziekpaleis, een soort vertrekhal naar inpandige muziekavonturen. Er vinden boeiende tentoonstellingen plaats op verschillende plaatsen tegelijk. Ze halen er aanhoudend grote buitenlandse wielerronden binnen die uitmonden in grote volksfeesten. Heel Europa wil erheen en daarna de wereld. Het is Utrecht, op de drempel van 2019.

Deze gedachten vielen me in na het zien van de introductiefilm voor de tentoonstelling Utrecht, Caravaggio en Europa in het Centraal Museum. Eerst zijn er fraaie beelden van de Dom, een vloeiende camerabeweging recht omhoog langs het kerkgebouw waar Hendrick ter Brugghen, Gerard van Honthorst en Dirck van Baburen niet ver daar vandaan hun opleiding genoten hadden en werkplaatsen ingericht. Dan komt de overvloeier naar Rome, met beeld van imposante koepeldaken. Daar zijn die drie jonge Utrechtse schildergasten een voor een op af gegaan, nadat ze van schilder en schrijver Karel van Mander hadden gelezen dat het daar zo miraculeus was, vooral vanwege een nieuwe richting in hun kunst. Ze verlieten het duister van Utrecht, hunkerend naar het licht van Rome. Toen was de meest inspirerende reisrichting nog omgekeerd.

De tentoonstelling is geopend in de tijd dat de moderne renaissance van Utrecht volop bezig is. Het is niet begonnen als een klassiek foefje voor dynamische citymarketing. Ruim zes jaar geleden was het de gedreven conservator Liesbeth Helmus die de toenmalige museumdirecteur Edwin Jacobs voorstelde om de Utrechtse Caravaggisten andermaal onder de aandacht te brengen, maar dan wel grootser dan voorheen was gebeurd. Het werd tijd. Ook om zowat historische beeldvorming bij te stellen.
De opening door Koning Willem-Alexander onderstreepte het aanzienlijke belang van de expositie.

Afgelopen zaterdagmorgen heb ik hem zien aankomen bij het Centraal Museum. Met burgemeester Jan van Zanen liep hij naar de ingang. Even wees hij naar het tegenoverliggende gebouw en zei met een koninklijke smile: ‘Oh! Verkeerde museum!’
Vorstelijke scherts die duidelijk maakte dat hij vertrouwder was met Nijntje. Ik vermoedde al dat hij de namen van die drie Utrechtse Rome-gangers ook niet uit zijn hoofd wist.

Zelf had ik er hooguit van gehóórd. Anders dan Rembrandt, Vermeer en Frans Hals een plaats hebben in het vaderlands geheugen komen de Utrechters niet, of nauwelijks voor in de Utrechtse memorie, terwijl ze met hun Italiaanse invloeden juist die mannen hebben geïnspireerd die naam maakten als dé Meesters van de Gouden Eeuw.

Thuis nam ik de proef op de som bij mijn partner, een erudiete, geboren Utrechtse. Hendrick, Gerard en Dirck waren haar niet bekend. Ze gaat graag naar de tentoonstelling, al moet ze een plaats zoeken in een timeslot.

Er is veel te schrijven over de rock & roll van Honthorst, Ter Brugghen en Baburen. Dat zal ik hier nog nader doen, maar ik richt me eerst op de Caravaggisten en het beeld van Utrecht. Dat begint met de lezing van het openingsessay dat Marten Jan Bok schreef in het boek dat bij de tentoonstelling is verschenen. Hij memoreert de gangbare beeldvorming over de stad in de kunsthistorische literatuur: ‘een katholieke, wat ouderwetse, in zichzelf gekeerde middeleeuwse stad en provincie, die in de eerste decennia van de zeventiende eeuw voorbij werden gestreefd door het dynamische Holland.’

Daar ga je al, als Utrecht, in de eerste alinea. Marten Jan maakt het even verderop nog erger: ’Het is deze negentiende-eeuwse, nationalistische mythe van het typisch ‘burgerlijke’ en calvinistische karakter van Nederland, die Utrecht parten speelde en nog altijd speelt’.

Ter geruststelling betoogt de essayist direct daarna dat die belangrijke Utrechtse caravaggisten waren opgeleid door een gematigd-protestantse elite.

Zo voert de tentoonstelling me terug naar die Andere Tijden van Utrecht. En keer ik terug in het heden in het Hooghiemstra-gebouw bij de expositie van de hedendaagse Utrechtse John Noy, meester van vrouwen zonder clair-obscur. Jan van Zanen opende hem vrijdag, daags voor de komst van de koning. Er zullen niet direct drommen jonge Italiaanse kunstenaars op af komen. Het gaf wel iets aan over een stad die vier eeuwen na Caravaggio rijker en roomser is geworden met de herwaardering van zoveel Utrechtse cultuur.

Laat uw reactie achter

Reactie

2 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *