In herinnering aan de vorige week overleden Will Janssen plaatsen we een aantal horecaverhalen die hij voor De NUK schreef. Vandaag De Vriendschap op ’t Wed. Tegenwoordig zit op deze plek het fijne restaurant Bar Bet.
Doe iedereen de groeten
In de kroegen op het Wed
Ik ga op kousenvoeten
Vanavond vroeg naar bed
Mooi stukje gedicht van Koos Meinderts in de bundel ‘Stad van zachte idioten’ van Ronald Giphart.
Er was een tijd dat we daar op ’t Wed alleen Vanouds De Vriendschap hadden met wat later, schuin er tegenover De Gaard van Gertje van Rossum. Die kon niet met zijn vingers van zijn vrouwelijke kroeggangers afblijven, terwijl zijn vrouw boven de zaak woonde. Regelmatig flikkerde ze vloekend en tierend een koffer met kleren de trap af, dan hoefde hij niet meer terug te komen.
In die tijd deed de gemeente nog ontzettend moeilijk over horeca en zeker over terrassen, daar moest je voor soebatten met onwillige ambtenaren.. Tegenwoordig lijkt het alsof je alleen maar iets met horeca mag openen of een kapsalon.
Halverwege de de jaren zeventig ontbotte deze Utrechtse uitgaanshoek in de schaduw van de Dom, met De Twijfelaar, De Beiaard (ook nog even Bij Bartje), De Vingerhoed en toen De Reünie, Opoe’s Eethuys, waar eerst nog even een kroeg zat, en zo verder tot het enorme aanbod dat het nu is op het Wed en de Donkere Gaard. Ach ja, om de hoek had je nog Jan de Winter, ook lekker ouderwets.
Vanouds De Vriendschap, dat was de oerkroeg, uitgebaat door de zwijgzame Bob Mayr en zijn stoïcijnse vrouw Johanna met het witte hart, en al op zestienjarige leeftijd, ook kleine Johanna, hun dochter. Je kwam een soort hal binnen met links de altijd vieze wc en een deur naar de bistro erboven. Je moest drie treden de trap op om binnen te komen. Er waren pakweg tien tafels met Perzisch kleedje erop en dertig zitplaatsen. In het begin van de week lag er vers vogelzand op de vloer. Een biljart stond pontificaal in het midden. Biljarten kon alleen overdag. ’s Avonds gingen er planken op een een groenbruin zeil, dan kon je er met je billen op de rand tegenaan leunen. Aan de wanden vergeelde zwart-wit foto’s van klanten, meestal in een groep, en het fameuze voetbalelftal, plus hun binnengevoetbalde trofeeën Links in de hoek was een soort kast van waaruit koffie en bier geserveerd werd. Boven die kast een plank met allemaal briefjes van mensen die nog moesten betalen, meestal vernoemd met hun bijnaam. Bij de kast een soort stamtafel. Daar moest je maar niet gaan zitten, want als Bob binnenkwam en zijn plek was bezet, was de kroeg te klein. Hij was veel in en uit. Aan die tafel zaten altijd kaarters om geld. Buiten op het Wed stond tien stoelen terras te wezen, maar iedereen ging op rand van de stoep zitten.
Overdag, met het binnenvallende zonlicht en de dansende stofdeeltjes, was De Vriendschap op zijn mooist. Ook door de geur hing er een zondagmiddagsfeertje, met Mr GBJ Hilterman op de radio. Kale deftigheid met een versleten randje en alleen maar vaste klanten, Zwarte Willem of Lou Nijssen aan het tapje, advocaat naast straatveger, student naast professor. Er kwamen ook aardig wat ballen, vooral op donderdag, dan was het dispuutavond. Deed je raar of uit de hoogte, dan was daar Johanna, die je er uit sommeerde. Soms ging er een dronken corpsbal met de kop naar beneden de deur uit.
Ik klom eens de trapjes op, het was een zonnige dinsdagmiddag.
‘Goeiemiddag samen.’ De kroeg was leeg en stil, het leek wel een kapel. Verbaasd keek ik nog even bij de tapkast. Ook niks.
‘Nou, dan tap ik zelf maar wat,’ zei ik vrolijk.
‘Als je dat gvd maar uit je gore kop laat. Ik sla je persoonlijk de tent uit gvd. Ben je nou helemaal van god los?’
Dat kwam allemaal onder het biljart vandaan, waar twee benen onderuit staken, zag ik toen pas.
Een paar tellen later kwam kleine Johanna omhoog, geelblond op een rooie kop. De bliksem sloeg uit haar botten.
‘Sorry hoor, ik wist het niet.’
‘Ja, sorry, sorry? Ik ga bij jou thuis toch ook niet zomaar de koelkast in, of wel soms?’
‘Maar mag ik nog een biertje of zal ik maar gaan?’
Met mokkig misbaar kwam het van bier overlopende glas op het barretje.
‘Da’s ƒ 1,25.’
Ik ging aan een van de tafels bij het linkerraam zitten en dronk mijn bier. Aan de overkant zag ik Heleen de Twijfelaar binnengaan. Eindelijk.
‘Ik ben ermee weg, hoor. Dag.’
Geen woord terug. De benen staken alweer onder het biljart uit.
Weer zo,n pareltje van Will
Vroegggher zat er veel meer karakter in het utregse uitbaoters -wezen
Tegenwoordig is ut bijna allemaal snel geld verdienen en basta
Huurprijzen zijn ook sky high
Ik heb nog biertjes gedronken van 35 ct in de gulden tijd
Tegenwoordig 4-5 euro voor een vaasje
Will was een goeie leuke gulle uitbater , die er ook nog geweldig over kon communiceren en schrijven
Heerlijk zo terug in de tijd met dit leuke stukje!
Ondanks de gaten in mijn geheugen vergeet ik nooit de jaren begin zestig in de vriendschap waar aanvankelijk Ries met vrouw de scepter zwaaide. Later Nico en Yvonne aantrekkelijk blond. Ik leerde daar bier drinken, biljarten en toepen met vrienden. In 1964 trouwde ik en werd vader, dat allemaal in mijn 21e levensjaar. Einde stappen.
Ik koester mijn nostalgie nog op mijn 82e.
Leuk dat Jan de Winter in het stukje voorkomt.
Het enige moment dat Jan een biertje weggaf was als je afgerekend had en weg wilde gaan en dan weer een nieuw bonnetje opende. Leuke tijd in de sixties.