De Caravaggisten

De Roomse rock&roll van Hendrick, Gerard en Dirck

De zoektocht komt uit bij een steeg in het centrum die niet meer bestaat: de Snippevlucht. Hij voerde vanaf de Plaets, het plein voor het stadhuis pal langs de Oudegracht naar de Bezembrug. Boven op de werven stond daar nog een hele rij middeleeuwse huizen, deels van hout. De gracht was er destijds nog even breed als elders. Op de hoek ter hoogte van de huidige Broese-boekhandel stond een huis dat de Koeckenkelnaer werd genoemd. De Snippevlucht was een buurtje op zich. Hier begon Gerard van Honthorst zijn eerste atelier. Een paar jaar later betrok Hendrick ter Brugghen er een huis. De Utrechtse schilders kenden een herberg dichtbij, op de Ganzenmarkt.

Het was één van de dingen die ik wilde weten bij het bekijken van de nieuwe, grootse tentoonstelling in het Centraal Museum over Caravaggio en zijn Utrechtse navolgers. Ik begreep nu waarom Utrecht geen Honthorsthuis kent, zoals Amsterdam trots mag zijn op het originele Rembrandthuis aan de Jodenbreestraat. In 1664 zijn ze begonnen met het slopen van de huizen boven de werven. De bestuurders wilden het middeleeuwse centrum mooier en veiliger maken. De steeg transformeerde in een straat en de Oudegracht kreeg er de opmerkelijke breedte van nu. Van Honthorst en Ter Brugghen hebben de teloorgang van de Snippevlucht niet meer meegemaakt.

Wie waren die Utrechtse jongens? 

In ieder geval gretige jonge gasten, onmiskenbare talenten die er geen idee van hadden dat ze de geschiedenis in zouden gaan als Utrechtse Caravaggisten. Kom nou, ze werden ten eerste geïnspireerd door het werk van een drietal meesters die in Utrecht de kunstzinnige sfeer bepaalden en er voor zorgden dat de stad een aanzienlijk cultureel centrum werd: Abraham Bloemaert, Joachim Wtewael en de jongere Paulus Moreelse. Zij volgden de heersende trend van het maniërisme met over geproportioneerde ledematen, een soort bodybuilding op doek met gul gebruik van felle kleuren.

Het kan zijn dat Caravaggio vaaglijk van dat trio heeft gehoord, maar hij kreeg niet de neiging om uit Rome naar Utrecht af te reizen om hun werk af te kijken. Hij deed liever iets nieuws met felle contrasten van licht en donker.

Bloemaert had Ter Brugghen en Van Honthorst onder zijn leerlingen. Van Baburen kreeg opleiding bij Moreelse. Van oorsprong waren de Utrechts schilders verzameld in het Zadelaarsgilde, maar daar waren te veel ambachten bijeen. Moreelse en Wtewael behoorden tot de groep die in 1611 bij de stadsraad aanklopte voor de oprichting van een eigen gilde. Dat werd het Sint-Lucas-gilde, alleen voor schilders en beeldhouwers.Interne geloofsstrijd en culturele ambitie
Het was pauze in de Tachtigjarige Oorlog: het Twaalfjarig bestand. Utrecht had te maken gekregen met een interne geloofsstrijd in de Republiek. De stad was al langer zijn identiteit kwijt als dominant katholiek bolwerk en beleefde al decennia lang de spanningen die de Reformatie met zich meebracht, vooral over de mate van calvinistische strengheid. In het eerste deel van de oorlog hielden de meeste gewone burgers zicht het liefst afzijdig op het gebied van het geloof. Het was een en al religieus gesjoemel, waarin ze zich ook niet lieten inschrijven bij een kerk.

Gerard van Honthorst bleef overtuigd katholiek. Van Dirck van Baburen en Hendrick ter Brugghen is niet bekend welke kerk ze aanhingen. De Utrechtse gereformeerde kerk was in hun dagen in ieder geval niet zo zwaar, maar vrijzinnig en libertijns. Na het ingaan van het bestand ontstond ook in Utrecht een periode van economische opbloei. Ook kunstzinnig begon levendig internationaal verkeer. De stedelijke adel had grote belangstelling en geld voor kunst. In de stad zelf was culturele ambitie genoeg: het aantal schilders verdubbelde tot veertig. In 1618 werd de rederijkerskamer ‘Wt rechte liefde’ opgericht. Er werd naar lieve lust gedicht, gezongen en toneel gespeeld.

Rome
Maar Rome trok ook. Ter Brugghen had al voor het bestand besloten om naar die stad van schilderwonderen te reizen. Hij vertrok eind april 1607. Van Honthorst en Van Baburen beleefden de opbloei nog wel, maar vertrokken toch ook liever richting Italië. Ze gingen afzonderlijk van elkaar, rond 1613. De strijd tussen remonstranten en contraremonstranten die in heel de Republiek tot een soort burgeroorlog ontaardde liet hen koud.. Ze hadden andere ambities. Ook zij wilden Caravaggio’s werk zien. Ze hadden wat Italiaans geleerd uit de Delitiae Italiae, een reisboek verschenen in 1602. Het werden expats, zoals conservator Liesbeth Helmus ze graag omschrijft, ‘drie jonge mannen aan het werk in den vreemde’.

De man zelf hebben ze nooit ontmoet. Het moet een indrukwekkend personage met donkere gelaatstrekken zijn geweest die overal ruzie zocht, op straat of in de kroeg, met een heel gevolg van jonge schilders, vrouwenversierders en zwaardvechters.
Caravaggio bleek die ruige levenswandel te kunnen afwisselen met een zeer geconcentreerde, ongekende manier van schilderen. In 1606 heeft hij iemand vermoord en moest hem smeren uit Rome. Hij stierf in 1610, toen Van Baburen en Van Honthorst nog in Utrecht waren.

De Bentvueghels
In plaats van de kunstenaar zagen de Utrechters zijn fotorealistische schilderkunst. Het was wérkelijker dan dat van Bloemaert en de zijnen, dal naturale, naar de natuur geschilderd met vieze blote voeten en al. In Rome werd Van Baburen lid van een laaglandse kunstenbroederschap: de Bentvueghels. Ze vonden er Noordelijke nestwarmte in de kosmopolitische zindering van de stad en haalden extra inspiratie uit de fles in stevige drinkgelagen. Van Baburen kreeg in die sfeer de bijnaam ‘Bier vliech’.
Na de katers was er de kunst. In de Cerasi-kapel van de Santa Maria del Populo bewonderden ze Caravaggio’s Kruisiging van Petrus en Bekering van Paulus.

Van Baburen betrok in 1619 met andere kunstenaars een huis aan de Piazza Trinità dei Monti. Geld voor een atelier hadden ze niet. Ze schilderden meestal in eigen kamers. Omdat ze pal naast elkaar woonden inspireerden ze elkaar sterk. In tegenstelling tot de ongehoord slordige manier van leven van sterschilders als Caravaggio en Ribero, koos Van Honthorst voor orde en netheid. Hij hulde zich in elegante kledij, stelde zich ingetogen en melancholisch op en verwierf het vertrouwen van vermogende mannen die belangstelling hadden in zijn doeken en wilde er graag meer voor hen schilderen. Daaronder bevonden zich de kardinalen Francesco Maria del Monte en Benedetto Giustiniani. De laatste pronkte in zijn Palazzo Giustiniani met vijftien Caravaggio’s en dertien Ribera’s.

Van Honthorst verwierf een ruimte in dat Palazzo. Hij hoorde met Dirck van Baburen tot de schilders die tussen 1615 en 1620 belangrijke opdrachten van Romeinse kerken kregen voor altaarstukken in de glorieuze stijl van Caravaggio. De opdrachtgevers hadden een duidelijke voorkeur voor spectaculair nachtwerk met veel licht en schaduw. Altaarstukken van de twee Utrechters kwamen terecht in de Santa Maria della Scara en de San Pietro, maar ook bij een vermogende verzamelaar als Vincenzo Giustiani.

Herbergen en bordelen
Ondanks zijn schuchterheid kreeg Van Honthorst een langdurige relatie met prostituee Vittora da Rieti. Diep in de nacht van 12 juni 1619 werd hij bij haar gearresteerd. In een verklaring zei hij dat hij fare carnalmente met haar heeft gehad, geslachtsverkeer. Hij was niet aangehouden wegens hoerenbezoek, maar om het feit dat hij het zwaard dat hij op zich wel mocht bezitten had meegenomen naar een casa di puttane en dat was verboden.

Zo braaf waren ze dus niet, die Utrechters, net als alle anderen. Ze hebben hun deel gehad in het ongeremde leven van herbergen en bordelen, een wild bestaan vol knokken, drinken en rondneuken. Ze moeten legendarische kroegen bezocht hebben, zoals de Osteria della Lupa en de Osteria del Moro. De herinnering aan die zorgeloosheid, zinnelijkheid, die blije dagen van zang en zuipen namen Van Baburen, Ter Brugghen en Honthorst mee terug in Utrecht. Ze schilderden het op tal van vrolijke doeken, tussen 1621 en 1624. Die schilderijen wekten in Utrecht de koopdrift van de hogere kringen waar ze er ook pap van lustten: de adel en de officieren van het Staatse leger.

Terug naar Utrecht
Ter Brugghen had als eerste Utrecht verlaten en kwam er ook als eerste terug, in 1614. Hij maakte de verruwing van het protestantse klimaat mee. Prins Maurits had gekozen voor de contraremonstranten en greep in 1618 de macht. Het kostte raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt, eerst militaire compagnon en later politiek en religieuze tegenstander van de prins, letterlijk de kop, 13 mei 1619, op het Haagse Binnenhof.

Van Honthorst en Van Baburen kregen er het hunne van mee in brieven en wat reizigers hen vertelden. Ze wilden ook terug zijn in Utrecht voor het einde van het bestand, 9 april 1621. Daarna zou reizen te riskant worden. Van Honthorst zag in de volle zomer van 1620 de Domtoren weer opdoemen. Op 26 juli was er een welkomstbijeenkomst voor hem opgezet in herberg Het Poortgen aan de Ganzenmarkt. Hij zag er Paulus Moreelse en Abraham Bloemaert terug, naast goudsmid Adam van Vianen en graveur Crispijn van de Passe – alles van de hete scene van Utrecht, inclusief vooraanstaande kunsthandelaren. Ze hadden het over wat Rubens inmiddels allemaal verdiende – niet echt een Caravaggist. Mogelijk was er ook veel geld te verdienen aan de Italiaanse ontwikkeling die Van Honthorst had meegemaakt.

Uiterlijk was Utrecht nog dezelfde stad die hij verlaten had. Maar het geestelijk klimaat was sterk veranderd – de strenge zedenmeesters hadden het voor het zeggen gekregen. De drie Italiaanse Utrechters waren gewild om hun verbeelding van allerlei vrolijkheid, maar dat was niet conform de nieuwste beschavingsleer. In Utrecht werd er voortaan scherp op toegezien dat er niet meer gedanst en luidruchtig muziek gemaakt werd, zowel in herbergen als in huiselijke kring.
Voor een kersverse Caravaggist moet het een merkwaardige ervaring zijn geweest. Ook voor Van Baburen die even na Van Honthorst terug was gekomen. Ze kwamen thuis vol blijheid, hun doeken vol frivoliteit waren gewild, maar dergelijke Roomse uitbundigheid werd in Utrecht formeel niet meer getolereerd.

Na Rome was het ook persoonlijk geen rock&roll meer voor het Utrechtse drietal. Ze hadden de Italiaanse uitspattingen wel gehad. Ze moesten wel verder in hun beroep, in sterke concurrentie, met voortdurende wedijver in het door ontwikkelen van stijl. Daar werkte Caravaggio nog in door, ook in de grote Bijbelse taferelen.

Oorlogswinter en de pest
1624 was een barre Oorlogswinter. Over de dichtgevroren IJssel kwamen Spaanse divisies akelig dicht bij Utrecht. Kruiend ijs was te veel voor de Lekdijk bij Vreeswijk. Er vluchtten veel mensen uit Utrecht. Prins Maurits nam veel soldaten mee om de stad te verdedigen. Er brak ook ziekte uit: de pest. Mogelijk is Dirck van Baburen daar op 21 februari aan overleden. Hij had nog wacht gelopen voor de stadsverdediging. Hij was dertig jaar, vrijgezel, woonde samen met zijn moeder en zijn zus. Hij was heel ver met aan het schilderij Achilles en het dode lichaam van Patroclus.

Hendrick ter Brugghen was een artistieke uitzondering met vijf broers in het leger. Vier van hen moeten zijn gesneuveld in Duitsland. Ongetwijfeld is het doek Slapende Mars daar op gebaseerd, als protest tegen het verlies, maar ook als anti-oorlogsschilderij. Hendrick voltooide het in 1629. Het belette de Spaanse troepen niet om weer op te rukken naar Utrecht, zonder de stad te kunnen veroveren. De pest was weer erger. De schilder overleed er begin november 1629 aan. Hij had al vijf kinderen. Zijn vrouw was zwanger van de zesde.

Gerard van Honthorst heeft het eind van de oorlog nog wel beleefd. Van de drie Utrechters bleef hij aanvankelijk het dichtst bij de natuurgetrouwheid van Caravaggio, maar was ook beïnvloed door de oudere Correggio (1489-1534) en Annibale Carracci (1560-1609). Door zijn werken met half verborgen kaarsen en toortsen hadden ze hem in Rome Gherardo delle Notti genoemd, Gerard van de Nachten. In 1628 kreeg hij na een bezoek aan Londen opdrachten van het Engelse hof. In 1630 werd hij in Den Haag hartelijk ontvangen door stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Hij kreeg ook opdrachten van de keurvorst van Brandenburg en de koning van Denemarken. Hij overleed in 1656 in Utrecht. Hij had fortuin gemaakt met zijn eigen Honthorsts, maar die werden op het laatst toch als te gelikt beoordeeld. De schilder en kunstkenner Samuel van Hoogstraten schreef in 1678 dat Van Honthorst in zijn beste periode een ‘wakker pinseel’ had getoond, maar dat hij daarna was afgezakt: “’t zy om de juffers te behagen, of dat hem de winst in slaep wiegde, (…) tot een stijve gladdicheyt.”

Over Caravaggio verder geen woord meer.

 

Documentatie: Utrecht, Caravaggio en Europa. Essays van Marten Jan Bok, Helen Langdon, Liesbeth Helmus.

Laat uw reactie achter

Reactie

1 reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *