Liever dan de rechten koos hij vol smaak voor de gerechten. Meer dan de afstudeerstudie Internationaal Politiek Rechtelijke Betrekkingen had Will Jansen interesse in alle facetten van eten en drinken. In Utrecht begon hij verschillende café’s. Later werd hij culinair journalist. Het bracht hem tot oprichter, uitgever en hoofdredacteur van het invloedrijke Bouillon Magazine. Bij alles wat hij deed trok hij een brede, ironische grijns. Die verdween toen hij ongeneeslijk ziek werd. Hij was niet levensmoe, maar zijn leven kon niet meer. Dinsdag is het besloten met euthanasie.
Will is geboren in Arnhem, 5 juni 1949. Hij was de tweede in een gezin met twee broers en drie zussen. Met hun ouders verhuisden ze naar Soesterberg, naar een huis tegenover de luchtmachtbasis. Zijn vader had een hoge functie bij een verzekeringsmaatschappij. Hij was een loshandige man. Eenmaal in Bilthoven beleefde Will nog enig jeugdgeluk op de beroemde Werkplaats.
In Utrecht trof hij als rechtenstudent geen bruisend kroegleven. Hij werkte tussentijds in Den Haag bij het ANP, redactie buitenland. En stopte met studeren toen een professor hem had laten zakken. Hij kwam achter de bars van de Carafon en Café de Boon, waar collega Wouter de Cocq op zondag mosselen kookte in 1977. Het trok veel klanten, maar ze deelden niet mee in de winst. Daarom begonnen ze in februari 1978 hun eigen Café De Zaak, aan de Ganzenmarkt.
Een van de vrouwen achter de bar was Will’s geliefde Loes Noy. Ze kreeg gezelschap van de jongere Debbie, dochter van Eelke de Jong, een bekend journalist van de Haagse Post. Hij kwam ook wel eens langs, soms met zijn twee populaire vrienden: acteur Rijk de Gooijer en tekenaar Peter van Straaten.
De Zaak werd in korte tijd een heel gewild Utrechts trefpunt. Ze noemden het ‘vermoedelijk het beste café van Nederland’. De klandizie was hoogst gemêleerd, studenten mengden zich met politici, punkers, vakbondsmensen en kunstenaars, waaronder ook Herman Brood die furore maakte met de Wild Romance. Samen droegen ze bij aan die typische sfeer van De Zaak, place to be. Kijk, daar kwam Gruppo Sportivo binnen om fors te flipperen op de kast achterin, bij de poster van de hoesfoto van Queen, vol naakte meiden op racefietsen.
Will Jansen. Een zachtmoedige, goedlachse, belezen, gulle jongen. Hij organiseerde een avond met Herenleed. Ik was een van de spelers. Er kwam een nieuwe vrouw in zijn leven, eerst voor en later achter de bar: Anka. Zij werd zijn echtgenote. Wouter de Cocq wilde iets anders en opende in 1981 de Morgenster aan de Oudegracht.
Op het Wed besloot Jansen na veel twijfels tot de overname van het verlopen café de Twijfelaar, tegenover de Vriendschap. In 1983 kwam de heropening, het was een fris etablissement geworden met veel wit en spiegels. Will noemde het Orloff, het was zijn bijnaam. Als student was hij sigarettenverkoper geweest, de toenmalige directeur van Pall Mall en Stuyvesant heette Orloff – vandaar.
Het succes was groot, maar niet duurzaam. Will werd heftig geconfronteerd met de fiscale schaduwzijden. Hier verdween de grijns van zijn gelaat. Het werd een strijd van vijf jaar met de belastingdienst die hem sloopte. Het feest was voorbij. Will Jansen was een trendsetter geweest in de Utrechtse horeca, maar zijn café’s gingen over in andere handen. Zijn huis was leeg geplunderd door de fiscus.
Hij moest toch wat om zijn gezin te onderhouden. Boye en Didi waren geboren. Will ging in de stoffen, als textielhandelaar kwam hij op de Breedstraat achter een kraam op de lapjesmarkt te staan. Hij was weer aan het ondernemen, maar het was geen stiel naar zijn hart.
De horeca bleef hem trekken. Hij kon wat doen in de reclame. In 1993 begon hij als journalist voor Misset Horeca, met allerlei publicaties over de branche. Ze moesten hem alleen niet lastig vallen met vaste kantoortijden, wat ze deden bij Misset. Hij moest onderweg zijn, verhalen halen, de dorre boekhoudbazen zaten achter hun bureau.
Als freelancer kreeg hij genoeg te schrijven bij Miljonair, Horeca Journal en Wining and Dining. Het was zijn lust en zijn leven. Met kok Alain Caron reisde hij door Europa voor reportages over drie sterren restaurants. Het was nog meer van ziel en zaligheid, hart, nieren. Ook door de gesprekken met chefs die trots waren op het werken met de beste produkten, de beste leveranciers. Dat was in Nederland nog geen usance. Zalig, om met Roger Maelstaf te praten over zijn mediterrane keuken, met tal van kruiden en zestien verschillende tomatenrassen.
Het was stof die hij nauwelijks kwijt kon in een doorsnee Miljonair-stuk. Met collega Onno Kleyn besprak Will de mogelijkheid om langere verhalen over gastronomie en eten te kunnen maken. Het literaire voetbaltijdschrift Hard Gras was een mooi voorbeeld voor een eigen culinair periodiek. Het moest journalistiek en literair zijn, artistiek, filosofisch en gastronomisch verantwoord. Kortom: alles van Jansens grote begaafdheid en grenzenloze smaak. Zo ontstond Bouillon!, genoemd naar een Frans tv-programma.
Het slaagde niet direct bij uitgeverij Kosmos. Will kreeg de rechten in eigen handen en samen met Anka ging hij in eigen beheer verder met het tijdschrift. Ze geloofden erin. Dat was de kern. In Frankrijk kwam zelfs de president langs voor de camera’s. In de vijftigste editie zei Will tegen Ronald Giphart: ‘Het ging over het leven. Ik dacht: dat moeten we hebben. We moeten mensen laten zien dat eten het leven zelf is.’
Will deed dat ook in een fors aantal culinaire boeken en vond nog tijd voor romans met een andere kijk op het leven: Coke en Gladiolen en De Zelftemmer. Het decor was Utrecht.
Met al zijn grote smaak was hij kritisch over smakeloosheid. Hij vroeg zich af waarom bepaalde tomaten heerlijk waren en de supermarkttomaten niet. Hij schrok bij lezing van etiketten, doorgrondde het begrip E-nummers en kwam erachter wat sommige chefs uitspookten met chemische zooi. Hij ventileerde dat graag in radiouitzendingen en schreef er een boek over: Wat zit er in uw eten. Het bereikte hoge oplagen.
Hij vermeed het om van Bouillon! een militant blad te maken. Het moest blijven gaan over hoe leuk eten en drinken is. Will schreef ook nog mooie Utrechtse kroegverhalen voor de NUK, over De Tregter, De Boon, Willem Slok, De Lindebar, ’t Dorstig Hart, De Vriendschap, De Zaak, de Carafon en het Pandje.
Bouillon! had een constant lezerspubliek van 5000 mensen. Anka en Will waren de pensioenleeftijd al ruim voorbij toen ze ermee stopten. Het eten bleef goed, maar de energie voor het blad was op. Het is heel lang heerlijk geweest.
De Nuk plaatst de komende week een aantal Horecaverhalen van Will.
Prachtig verhaal over het Utrechtse kroegleven en ook over Wills overige werkzaamheden. En Loes Noy is nog goed terecht gekomen.
Wat een prachtig geschreven levensverhaal van Wil.
Ach Wil, zulke fijne en leuke momenten met hem gehad en ik stond met m’n neus vooraan toen hij Anke leerde kennen, er was geen houden aan. Mooie tijd in “effe naar de zaak”. Een kleurrijk en uitgesproken mens is niet meer❤️🙏