Column

Tweede donderdagen van de maand

Deze week had Fenna in het behaaglijke Literatuurhuis gesprekken met medeschrijvers over keuzes maken tijdens het schrijven. Voorbijgangers vonden het een leuk gezicht.

Af en toe blijven er mensen voor het raam staan. Heel even maar, en dan glimlachen ze. Ik weet niet goed waarom. Ze zien twaalf jongvolwassenen op een donkere donderdagavond rond een grote tafel zitten, met opschrijfboekjes, flessen wijn, blikjes bier en chips. Iemand leest voor van een papier. De rest luistert. Die meid met de vlek op haar trui, die zich soms laat afleiden (door mensen voor het raam), ben ik.

Het concept van de maandelijkse schrijversavond ‘Literaturjugend’ is simpel: drie mensen lezen een tekst voor waar ze feedback op willen. Vriendin Else, met wie ik vaker literaire avonden bezoek, heeft een essay geschreven over films en boeken waar omstreden types onderdeel van uitmaken, zoals #MeToo-beklaagden Kevin Spacey en Morgan Freeman, maar ook Richard Klinkhamer die een boek schreef over de moord op zijn vrouw, gepleegd door hemzelf. Else vraagt in het stuk om een moreel kompas: wat mogen we nog mooi, of acceptabel vinden? ‘Aan jullie de vraag: wat is mijn conclusie eigenlijk? Ik weet het nog niet.’

We denken met z’n allen hardop, donderen van het ene in het andere vraagstuk en concluderen dat de conclusie zo moeilijk te vinden is, omdat het essay nog over te veel gaat. Het – complexe en al veelbesproken – onderwerp moet worden aangescherpt en vooral ook verpersoonlijkt: wat stelt Else zich voor bij een moreel kompas? Dankbaar maakt ze aantekeningen. ‘Ik vind keuzes maken gewoon moeilijk.’

Daar heeft L. (24) ook last van. Hij heeft ‘iets vaags’ geschreven. Het is niet duidelijk een gedicht of een verhaal, maar iets ertussenin. Ik mis één strofe vanwege een glimlachend groepje bij het raam. ‘Dus’, besluit L. ‘Wat moet het worden, poëzie of proza?’ ‘Hoe bedoel je: ‘wat moet het worden’?’ zegt Y. (25). Zij is al de hele avond scherp, maar die zit dan ook met haar rug naar het raam. ‘Het kan best poëzie én proza zijn’, zegt ze. ‘Tegenwoordig hoef je niet meer te kiezen.’ Organisator Laurens (25) van productiehuis De Nieuwe Oost valt haar bij: ‘Klopt, ik denk ook dat je die termen moet loslaten.’

‘Oké’, zegt L. Dan twijfelt hij ook nog over het vertellersperspectief en de tijdsvorm: zou een alleswetende verteller beter zijn of de eerste persoon, en moet het in de tegenwoordige of de verleden tijd…?

Keuzes, keuzes. Ik heb daar ook altijd moeite mee. Net als de anderen aan tafel, behalve één meisje. ‘Je moet er feeling voor hebben,’ zegt zij. ‘Ik voel aan wat mijn verhalen nodig hebben.’ Doe mij ook zo’n kwaliteit. Ik wil soms graag dat een ander me zegt wat ik moet doen – daarvoor kom ik op tweede donderdagen van de maand hierheen.

Ondertussen fronst L. naar zijn notities. Tja. Antwoorden krijg je wel bij Literaturjugend, maar dan is het aan jou wat je ermee doet.

Na afloop kiest iedereen voor een naborrel. Als L., E. en ik een luchtje scheppen en ik vanaf de stoep het warm verlichte Literatuurhuis in kijk, begrijp ik ineens dat voortdurende geglimlach: het hart van the City of Literature blijkt vanaf hier een bijzonder behaaglijke huiskamer. Wat moet ons samenzijn er knus uit hebben gezien. En knus was het ook. Ook daarvoor kom ik op tweede donderdagen van de maand hierheen.

Auteur Fenna Riethof
Auteur

Fenna Riethof

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *