Om de traditionele donkere dagen rondom Kerst niet al te zeer onze stemming en onze lichamelijke gesteldheid te laten beïnvloeden, gaan we duisternis sinds het oermensdom al met licht te lijf.
Denk aan de ‘kerstboom’ als voorbeeld van de boom die wordt volgehangen met kaarsen om zonnewende, de terugkeer van het licht te vieren, zo rond 21 december op het noordelijk halfrond. In het gezin waarin ik opgroeide heerste geen enkele druk van kerkgang of liturgie van welke gezindte dan ook. Elementaire bijbelkennis en buitenbijbelsebewegingen daarentegen waren wel een verplicht onderdeel van de opvoeding. De winterse zonnewende, zo werd ik gerustgesteld, was een heidens ritueel met een alleszins simpele, logische verklaring. Aanvankelijk verdreven we duisternis met vuur, kaars en olielamp, schoorvoetend soms al met gaslicht. Maar reeds vóór de eerste industriële revolutie rond 1850 werden we door technologie beslopen zonder dat we daar erg in hadden. Inmiddels worden we onomkeerbaar gedreven door technologie en giert het duisternis-beentjelichtende kunstlicht de pan uit. Oorspronkelijk met het warme licht van de gloeilamp, iets later door de ontluisterende industrie-witte TL, via de iets zuiniger PL en voorlopig de nog zuiniger LED – kies maar een kleur – maar in elk geval alle met 299.792 km per seconde. Wie dat record verbetert schijnt jonger te worden. Als je, al wandelend door Utrecht, overgoten door bakkenvol licht je laat inspireren, blijf je kijken, je verwonderen en zelfs genieten van letterlijk briljante, sprankelende lichtspelen, tegen gevels, vanuit ramen, vanaf daken, langs contouren van huizen, guirlandes langs grachten, werven, bruggen, gebouwen – het houdt niet op. Een spektakel dat in eerste instantie misschien tot een lichte wrevel aanleiding geeft – hoezo energiecrisis, hoezo lichtvervuiling, hoezo overdaad, hoezo oorlog? – maar ook tot: bijzonder, die aangestraalde fantasiegevels. Bijzonder ook die duidelijk herkenbare toeristen en zelfs Utrecht-bewoners, die in alle rust en aandachtig, met een gidsje in de hand kennelijk een route lopen.
Mooi ook is het om te ontdekken dat de credits voor dit ‘Kleur (en licht in) de stad’ project, Centrum Management Utrecht, de Versierders van de stad, toekomen. Nu ik wellicht enkele zinsnedenlang de aandacht hoop te hebben getrokken van dit achtbaar gezelschap ventileer ik dan meteen maar een verzoek. Op een van mijn nocturne dwaaltochten, op zoek naar licht, trok de Stadsschouwburg mijn aandacht. Bij eerdere passages was de gevel gedompeld in bloedrood licht, maar dit keer in wit gehuld. Blijft mooi – je moet het wel heel bont maken om Dudok op het verkeerde been te zetten. Wat opviel was dat er onder de as van mijn door de tijd enigszins weggestopt gemopper over het verdwijnen van een zeer bijzondere toepassing van licht als aandachttrekker, nog vonken gloeiden. Wat is er met de toneeltoren aan de hand? Ingepakt door Christo – nee, dat kan niet, die is al dood – bovendien niet een lieveling van, of te duur voor, de Versierders van de stad. Het moest wel iets te maken hebben met gevelwerken en steigers, omwonden door gaasdoek, puur noeste arbeid – iets als de Domtoren overkwam.
De vonken gloeiden weer op: wat is de reden dat het door Floris van Manen ontworpen, geniale project geruisloos enkele jaren geleden van het toneel verdween? Samen met zijn broer, Matthijs (†2007), die met TU Delft de hardware ontwikkelde, realiseerde Floris het van de pot gerukte, fascinerende, volkomen willekeurige spel van elkaar achternazittende of elkaar overlopende en frontaal botsende, overtroevend rennende, krijgertje spelende rode lichtjes, alleen of in groepjes, heel traag of razendsnel – de kroon op de toneeltoren. Wie nu denkt dat het een zenuwlijerige warboel opleverde heeft het mis: het was fascinerend, rustgevend en tegelijk hield het je wakker en alert. Af en toe moest er onderhoud worden verricht en een uitnodiging van Floris om enkele tests bij te wonen kon ik niet afslaan. Het bezoek aan ‘de zolder’ van de toren was minstens zo spectaculair en een totale ontregeling van m’n evenwichtsgevoel. De technische servicevloer van de toren is opgebouwd uit stalen roostermatten en biedt vrij uitzicht op het ruim 20 meter lager liggende toneelpodium… Kortom, nu die toren toch al in de steigers staat, misschien een prachtige kans om het unieke en inspirerende, nooit vervelende lichtspel van Floris Teunissen van Manen nieuw leven in te blazen. De rode lichtjes in bijgaande foto zijn gemonteerd om weer een heel klein beetje het gevoel te krijgen. Als ze kunnen rennen en schichten wordt het pas echt mooi op die toneeltoren. Achtbaar gezelschap, Versierders van de stad – mogen wij van u horen, liever nog, zien?
Laat uw reactie achter
Reactie