Hoe is het nu met?

Het mooiste meisje van de stad/Clara Strijbosch (bijna 63): Alles willen weten

Foto's: Pita van Beek (links) en Lammie Nijsingh

Vrouwen die een jaartje ouder worden maar zich jong blijven voelen. Hoe doen ze dat? En is oud worden een straf of een zegen? Clara Strijbosch:”Als je ouder wordt gaan veel dingen je makkelijker af: lesgeven bijvoorbeeld. Je hebt meer ervaring en je bent zekerder van je zaak.”

Clara Strijbosch, geboren in Schagen, groeide op als oudste van vijf kinderen. Haar broer speelde al jong basgitaar en werkt nog steeds als muzikant in de popmuziek. Haar zussen zijn vooral talen- vrouwen. Vader Strijbosch was leraar Nederlands en al word je verondersteld om in de voetsporen van je vader te treden, moest Clara niets van het docentschap weten. De familie van beide kanten beschikte over groot muzikaal talent: grootvader was een goede zanger en net zoals veel overige leden van de familie zong hij in het kerkkoor. Oma had een piano, ongebruikelijk in een arm gezin met negen kinderen. Als kind was Clara al gefascineerd door de toetsen van het instrument. Zij speelde haar eerste liedjes toen ze vijf was maar tegelijkertijd leerde ze ook lezen. ”Dat ik mijn eerste woordjes “An en Moe” kon lezen, blijft nog steeds een onvergetelijk moment voor mij”. De familie verhuisde naar Bemmel en daar ging Clara naar de lagere school. Het was een meisjesschool geleid door “stevig ingepakte” nonnen. “Ik had het geluk om in de eerste klas zuster Chrysogina als juf te hebben. Zij was heel erg lief en leerde mij voorbeeldig lezen. Al snel had ik alle boekjes op het plankje “tot zeven jaar” uit. Ik mocht nog niet beginnen aan de “Jongens van de Kameleon”. Al snel hadden de dames van de bibliotheek in de gaten dat mijn leeshonger niet te stillen was en mocht ik zelfs die serie gaan lezen. Ik zocht altijd een plekje waar ik kon lezen, of dat nu op de schutting of op de schommel was.”

“In Utrecht was dat wereldse voor mij echter ver te zoeken”

Toen Clara tien jaar oud was verhuisde het gezin naar Emmeloord en kwam Clara op een gemengde school. Als voorbereiding op het toelatingsexamen voor het lyceum moesten de lessen hoofdrekenen gevolgd worden, die waren voor de jongens. Voor de meisjes was er op die tijd de handwerkles. Die lessen moest ik volgen en mijn moeder drong eropaan dat ik toch naar de huishoudschool zou gaan, want dat had je écht nodig als niet zo in wassen en strijken geïnteresseerd meisje .Toch ging Clara naar het lyceum en toen zij in de vijfde klas zat verhuisde het gezin naar Emmen. “Vreselijk vond ik dat, ik ging naar school maar heb mij daar altijd een beetje afzijdig gehouden. Liever ging ik naar de muziekschool waar ik piano speelde. Mijn droom was om naar het conservatorium te gaan. De directeur van de muziekschool vond “dat er dan nog wel iets moest gebeuren”. Ik mocht aan de vleugel op zijn kamer studeren en was daar altijd te vinden. Ik gebruikte alle tussenuren om te spelen”.  Met zeventien jaar deed Clara eindexamen gymnasium en werd ze aangenomen op het conservatorium in Utrecht. “Utrecht was voor mij het dichtst bij Amsterdam, die stad was voor mij de stad van mijn tante Tonnie. Af en toe kwam de Amsterdamse familie bij ons op bezoek in Bemmel in de Modderstraat. Tante speelde piano in cafés in Amsterdam en gaf muziekles. Zij had gekapte haren en droeg torenhoge hakken. In Utrecht was dat wereldse voor mij echter ver te zoeken. Ik kreeg een hokje in het klooster van de zusters Augustinessen in de Waterstraat. Een tante die daar was ingetreden had dat voor mij geregeld. Na een jaar ben ik daar weggegaan, sliep bij muziekvrienden in Overvecht of onder de tafel in de conservatoriumhuis. Na drie maanden vond ik een kamer bij een lieve Surinaamse familie op de Vleutenseweg, kreeg een vriendje in de buurt en trok bij hem in. Inmiddels gaf ik ook pianoles om een beetje geld te verdienen. Ik was verbaasd dat mensen les van mij wilden hebben maar nog verbaasder wanneer ik zei: ”Speel dat nog eens een keer” en dat ze dat dan ook deden. Op het conservatorium stond ik voor de keuze of pianist of muziekdocent worden. Ik vond vakdidactiek en pianoles geven leuk, maar pianojuf? Ik schreef mijn scriptie over vrouwen in de muziek en toen was ik klaar. Wat nu? Werkloos. Via vrienden hoorde ik van een bijstandsuitkering. Die kreeg ik;  ik wist niet wat ik met mijzelf moest doen maar zwom wel ineens in het geld. Ik zat in de kaartenbak van het arbeidsbureau bij het “restmateriaal” onder het kopje: verkoopsters .Ik deed een test en daar kwam uit dat ik alles kon worden wat ik maar wilde, maar moest even bijkomen van vijf jaar conservatoriumregime. Ik besloot Nederlands te gaan geven aan Turkse vrouwen in het buurthuis in de Vogelenbuurt. We hebben het over het prilste begin van lesgeven aan gastarbeiders in Nederland. Ik was nieuwsgierig maar had geen idee hoe ik de lessen aan moest pakken. Niemand wist hoe het moest: ik zal het maar de pionierstijd van NT2, Nederlands als tweede taal, noemen. Ik kwam bij de mensen thuis, dronk eindeloos thee en at talloze koekjes en leerde de vrouwen woordjes. Na een aantal maanden bedacht ik dat dit toch beter zou kunnen. Hoe werkt een taal en het leren van een taal? Ik besloot Nederlands te gaan studeren.  

“De gelijkheid tussen man en vrouw was er ver te zoeken”

Er ging een wereld voor mij open: eindeloos lezen en dat moest! Ik vond een baantje als typiste bij Sociologie op de afdeling Arbeid en Bewustzijn. De Vakgroep was doordrenkt van Marxistische theorieën, maar de gelijkheid tussen man en vrouw was er ver te zoeken. Ik verdiende, hoewel ik sneller kon typen dan God kan lezen, veel minder dan mijn mannelijke collega’s.  Ik werd toen gelukkig gevraagd als studentassistent  bij de vakgroep Nederlands. Dat was riant! Ik studeerde af op Middelnederlands bij Professor Wim Gerritsen. Hij vroeg mij of ik niet wilde overwegen een proefschrift te schrijven. Ik werd onderzoeker in opleiding en leidde opnieuw een sober bestaan. De assistent-onderzoekers gingen net vanaf dat jaar twee keer minder verdienen dan in de voorafgaande jaren het geval was. Ik promoveerde op ”Bronnen van de reis van Sint Brandaan”. In mijn assistententijd schreef ik  mee aan het Bulkboek “Vensters naar vroeger” voor middelbare scholieren. Voor dat boek moesten proeflessen gegeven worden op middelbare scholen en zo stond ik bibberend voor de klas tijdens een les van mijn huidige man. Ondertussen deed ik onderzoek op de Universiteit en gaf les. Ook hier had ik weer te maken met feit dat de regels voor een permanente aanstelling net veranderd waren. Geen vaste aanstelling meer maar een “ jaar-in-jaar-uit verlengde tijdelijke aanstelling” kon je krijgen. Zo heb ik zeventien jaar in een tijdelijke aanstelling gewerkt. In 2000 dacht ik:” Ik ga aan het werk in plaats voortdurend aanvragen te schrijven om verlenging te krijgen van alweer een tijdelijke baan. Ik recenseerde allerlei boeken voor de Volkskrant, van literaire werken tot tuinboeken. In 2010 werd de sfeer op de redactie steeds onplezieriger en moesten veel freelancers eruit. In 2012 werd mij op een congres gevraagd om Nederlands te komen geven op één van de drie Universiteiten in Boedapest. Ik hou van zijsprongen, dus waarom niet? Nederlandse in Hongarije gevestigde bedrijven hadden behoefte aan hoogopgeleide Hongaren die het Nederlands goed beheersten. De meeste studenten waren heel goed: ze stampten, leerden, vonden grammatica geweldig en piepten nooit. Ik werkte half in Boedapest en half aan het Goethe Instituut om Nederlands te geven aan Duitstaligen. In 2015 werd de grens met Hongarije met prikkeldraad afgesloten  voor iedereen die vanuit Afghanistan-Syrië kwam en die door wilden reizen naar Duitsland. Dit greep mij zo aan dat ik besloot om mensen te gaan helpen die erin slaagden onder het prikkeldraad door te kruipen. Ik zag een filmpje van een vrouw die Franse les gaf in een keurige tent in het vluchtelingenkamp in Calais. Dat wilde ik ook, maar dan in Nederland. Ik meldde mij aan bij Vluchtelingenwerk, maar daar hadden zich al zoveel mensen aangemeld met “Ik wil iets doen maar wat?” dat ze het aanbod niet meer konden verwerken. De website “Welkom in Utrecht”, probeerde mensen aan elkaar te koppelen die iets wilden doen. Ik kon Nederlands geven bij de Stichting Taal Doet Meer, niet meer bij mensen thuis maar in de Bibliotheek op Kanaleneiland. Ik begon in een steenkoud hokje met twee vrouwen en inmiddels hebben we verschillende niveaus, grote tafels en goede verwarming. Hoed af voor de Bieb Kanaleneiland die dit alles faciliteert.”   

Hoe is het om ouder te worden?  

“ Het was nooit een punt van zorg, ik heb me over rimpels of prepensioen nooit kunnen opwinden. Maar er gebeurt natuurlijk van alles als je ouder wordt. Mijn man is vaker serieus ziek geweest, ook dat hoort erbij. Ik heb altijd een goed lijf gehad maar plots kreeg ik een nekhernia. Jong zijn vond ik niet zo amusant, het was een vaak moeizame periode. Als je ouder wordt gaan veel dingen je makkelijker af: lesgeven bijvoorbeeld. Je hebt meer ervaring en je bent zekerder van je zaak.  Soms vraag ik mij wel eens af hoe het moet als je zorg nodig hebt. Kinderen heb ik nooit gewild, want ik wilde nooit een zorgende, zwoegende en wassende moeder worden. Dat had ik thuis genoeg gezien. Wat ik wel wilde worden was een ouderwetse vader: thuiskomen uit je werk, het eten bijna klaar en de kinderen die om je nek hangen uit vreugde dat je weer binnenkomt. Ik mag nu af en toe belangstellende tante spelen: hoe is het met je scriptie en gaat het wel goed met je? Ik hou zeker van kinderen en vind het tante-zijn een mooie rol. We hebben ons op een gegeven moment wel gerealiseerd: het is nu of nooit. Maar het bleef steeds niet nu!”  

Wat is je geheim?  

“Het is mij een gruwel om niets te doen! Ik wil graag alles weten, wil achter alle deurtjes kijken en wil overal bij zijn. Verder is mijn erfenis een goed lijf. Mijn moeder is nu achtentachtig en gaat nog kamperen op Vlieland. Ze heeft daar een plekje op het terrein en door mijn broer wordt ieder jaar met militaire precisie de tent voor haar opgezet. Ze vertelde mij dat ze nu een echt bed en een stoel in de tent heeft, ze was verbaasd over zoveel luxe. Ze fietst, of ze zit op haar stoel voor de tent te breien want dat is ze: een virtuoos breister. Verder heb ik een reusachtige man met een groot hart en grote hersens. En hij kan ook nog ongelooflijk goed scrabbelen. Laat ik als laatste dit geheim delen: henna voor mijn haar van drogisterij Slamat in de Zadelstraat.”  

Is je stijl veranderd?  

“Ik ben een jurkjesmevrouw. Jurken en rokken vind ik prettig, ik hou van kleren waar ik geen last van heb. Pumps vind ik lachwekkend. Ik wil niet van die schoenen waarmee ik de bus niet meer kan halen.”  

Yoga, Bridge of tennis?  

“Ik dans graag en bijna alles, ik dans  Afrikaans en modern, daar blijf ik fit en gelukkig bij.”  

Wat vind je van de Utrechtse vrouw?  

 “Qua cafémogelijkheden zou ik graag in Brussel wonen. Daar zie je keurige dames alleen op een terras achter een Kriekje zitten. Wanneer je hier alleen in een café zit met een kopje koffie, word je aangekeken als het raarste meisje van de klas.”  

  

 

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *