Margreet Rijlaarsdam (1991) is zelfstandig creatief. En ja, dat is zo breed als het klinkt. Haar werk en leven speelt zich af tussen de technoraves en het illustreren van kinderboeken. Met één duidelijk verbindende factor: duurzaamheid.
Als klein meisje stelde ik mezelf voor als Mageet IJlaasdam. Ik sliste, had een flinke natte ‘t’ en ook de ‘k’ vond ik lastig. Maar het grootste probleem was dat ik de ‘r’ niet kon uitspreken. Mageet dus.
Ik werd naar logopedie gestuurd en ging met sprongen vooruit. Mijn ‘t’ droogde op, de ‘k’ knalde ik er zo uit, maar die ‘R’ bleef een probleem. “Dat komt vanzelf goed”, aldus mijn logopediste.
Dat kwam het niet. In plaats daarvan sprak ik met ‘ar’, wat deed vermoeden dat ik in ‘t Gooi opgroeide. Niet was minder waar. Waar ik opgroeide sprak men met een harde ‘r’. Om pesterijen te voorkomen trainde ik extra goed op mijn uitspraak en schreeuwde vaak het woord ‘verrot’, omdat je dat woord onmogelijk met bekakte ‘ar’ kunt uitspreken. Tevergeefs. Toen ik jaren later in Utrecht ging wonen was mijn ‘ar’ ineens niet meer zo uitzonderlijk. Utrecht is gevuld met import uit verschillende steden, dorpen en gehuchten en dus met alle bijbehorende accenten. Accenten intrigeren mij en ik imiteer ze graag. Inmiddels ben ik vloeiend in het amsterdams, rotterdams en zelfs twents, maar waar leer ik het authentieke Utrechtse accent spreken? Tot nu toe niet in Utrecht helaas.
Na het nodige speurwerk kwam ik erachter dat het spreken van de Utrechtse volkstaal vroeger iets was om je voor te schamen. Op scholen waren logopedisten die de taak hadden kinderen het Utrechts af te leren en in plaats daarvan keurig Nederlands te leren spreken. Als dat niet gebeurde werden er strafregels uitgedeeld die in correct Nederlands dienden te worden geschreven. Want doar woar ze plaat Utrechs spraoke waoren de asociaolen. Ouders gaven het dialect niet door aan hun kinderen om hen voor dit vooroordeel te behoeden.
Ik ben blij dat het 2020 is en ik in een Utrecht woon waar iedereen welkom is, met eigen accent, dialect of spraakgebrek. Toch voel ik een vreemde nostalgie bij het echte Utrechts, dat nooit mijn dialect geweest is. Bij het horen van bijvoorbeeld klokkie (horloge) gaat mijn hart een beetje sneller kloppen en als iemand het over wouten heeft in plaats van politieagenten dan klinkt dat toch leuker. Noemt een oude vrouw haar kat een dakhaos dan heeft die kat ineens karakter en gebruikt haar man hetzelfde woord om zijn buurman uit te schelden dan vraagt niemand zich af of dat wel door de beugel kan. En dan de glittergladiool: wat mij betreft het mooiste woord in de Utrechtse, zo niet Nederlandse, taal. Een glittergladiool was een persoon die naar de club ging, de disco.
Laten we het Utrechts levend houden en elkaar op vrijdagavond weer gewoon glittergladiolen noemen, of je het nou met een harde of zachte ‘g’ uitspreekt, met natte of droge ‘t’ en met ‘r’ of ‘ar’.
Dus dit meisje gaat gaat naar feesten ( technoraves) en illustreert wel eens kinderboeken. En verbindende factor tussen die twee is ” duurzaamheid”? Wat een treurigheid!
He Erika,
Bedankt voor het lezen van mijn blog. Ik zal de intro even voorlichten. Ik probeer op alle velden duurzaamheid te integreren. Ik maak bijvoorbeeld kunst met afval materialen die vervolgens te zien zijn op de feesten. Daarnaast laat ik alles drukken bij de ecodrukker hier in Utrecht (Libertas Pascal). Ik snap dat techno raves en boeken illustreren geen verbindende factuur “duurzaamheid” hebben. Ik probeer vooral in mijn werk zo duurzaam te zijn. Als je nog andere vragen hebt hoor ik het graag. Fijne dag!
Prachtig verhaal!❤ Groetn uut de provincie Grunn!?