Working Class Artist

Breaking the Patterns

Sessie twee van het mooie maar ook productiematige vak: plateelschilderen… dat ik leerde tijdens sessie één in Schoonhoven. Stilte werd het devies en dat was best lastig want in de jaren hiervoor in de bouw was ik recht voor z’n raper geworden en gaf m’n bek met regelmaat een douw want dat doe je in de bouw. De prettige lucht die naar boven kwam uit de kelders maakte dat goed na jaren op raffinaderijen sleutelen. Er werd klei gegoten of handgedraaid gevormd en vervolgens gebakken. Ambacht… ik was er weer aan toe. Dat was het sleutelen ook maar toch… En of ik een ’low-profile’ kon houden. Mijn comeback was niet door iedereen gewenst… 

Verf (onderglazuur) die je zelf met een plettend paletmes moet aanmaken met water, Arabische gom (erg belangrijk om vlekjes te voorkomen en voor de viscositeit) en een poedertje met o.a. kobaltoxide en wat lood… erg lastig om in de vingers te krijgen. Een beetje teveel of te weinig van de ingrediënten en het smeert niet of vloeit uit. 

Met ponsiefjes werken – velletjes papier met doorgeprikte connect-the-dots-gaatjes – en zakjes koolstof waarmee je zachtjes over de gaatjes klopte zodat een ‘schets’ ontstond, te hard en je had een ongezonde stofwolk, was niet mijn favoriete onderdeel. Zeker als je oude ponsieven moest gebruiken met scheurtjes. Koolstof wat in je penseel komt, in de verf en je spoelwater… nèh. Geef mij maar een potlood maar dat duurt te lang als je vijftig dezelfde borden of vazen moet schilderen.  Het was dus weer effe wennen maar ik kreeg de schwung weer in de slagblaadjes en leerde strakke strepen te trekken met de lijntrekker. Een speciale kwast die je zelf moest snijden tot een penseel door van het uiteinde zo’n anderhalve centimeterweg af te ‘scheren’ tot je een haartje of twaalf overhield, in een mooie, spitse punt. De rest van de kwast dient als ‘depot’ voor de verf zodat je door kon trekken.

Geïnspireerd door een foto uit een blad dat ik voor de interviews las, ontsproot een beeld van sensueel Delftsblauw in mijn derde oog. Dat oog viel ook op een mooie, grote, vierkante plaquette in biscuit (gebakken maar ongeglazuurd aardewerk) met licht omhoog gebogen punten en kon deze samen met pigment en Arabische gom, meekrijgen naar huis. Ik begon te schetsen met een 2H vulpotlood van 0,5mm. Het werd een fusie van strakke lijnen, overgaand in glooiende, traditionele decoraties van de punten naar een centrale cirkel toe. In die cirkel een hagelwitte driehoek waarvoor het ingetogen doch sensuele model plaats neemt. Om buiten de vorm van de plaquette extra diepte te creëren, liet ik de benen van het model buiten het ronde ‘passe-partout’ komen en ‘barstjes’ veroorzaken in het traditionele decoratiewerk alsof ze echt op de traditie trapt.   

Thuis plette ik mijn verf… zoog mijn lijntrekker vol en zette alle strakke lijnen op. Alles in een keer goed want overschilderen gaat niet zonder echt iets weg te schuren en dat wil je voorkomen ondanks mijn achternaam. Daarna met gespitste wenkbrauwen, gefocuste ogen en tong uit den mond, vullen en nuanceren met licht tot sterk verdunde onderglazuur. Met fingerspitzengefühl wrijvend over ingedroogde pigment met minder gom voor vloeiende effecten en drie weken erna, voilà! ‘Breaking the Patterns’ was klaar voor de ‘bak’. Hermanus ’99. 

Het kwam puntgaaf uit de beste schilder, de oven. Die oven is dat echt. Je kunt je de pleuris schilderen maar als de glazuurder/ovenist zijn vak niet verstaat, is al je werk zinloos geweest.. 

Retestrak kwam het eruit, perfect gaar, geen vloeiingen, geen putjes, pitjes, craquelé… of vlekjes. Alle twee de   anti-comebackers zwegen… een extra bevestiging. Een perfect unicum met dank aan Joop die het persoonlijk glazuurde en bakte in zijn laboratorium-oven. Hierna volgde meer door onze handen… 

Hermanus.  

  

 

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *