In de Twijnstraat komen winkeltjes net zo snel als ze weer verdwijnen, maar er zijn ‘blijvertjes’, zoals Kazerij Stalenhoef, Persepolis, slagerij van Vuren, KEEK, Liv Stores en Schoenmakerij Twijntje. We gingen op bezoek bij Ali Sarvari (36), de altijd vriendelijke en voorkomende eigenaar van de schoenmakerij.
Wanneer je bij hem je schoenen laat verzolen krijg je ze niet alleen verzoold maar ook nog gepoetst terug. Laat je een sleutel bijmaken dan geeft Ali je vaak ook nog een sleutelhanger cadeau. Van zijn kleine zaakje verhuisde hij naar een groter pand aan de overkant. De naam veranderde hij in Het Ambachtshuis. Sindsdien repareert Ali niet alleen schoenen maar verkoopt hij ook vintage kleding, die door zijn collega Youssef vermaakt kan worden. Youssef is kleermaker en heeft in een confectiefabriek gewerkt. Hij werkt razendsnel en goed, vertelt Ali over hem. Ook kan hij een favoriet kledingstuk perfect namaken.
Ali is geboren in Iran, in de stad Mashad, en woonde daar tot zijn zevende jaar. Hij had thalassemie, een erfelijke vorm van chronische bloedarmoede, waarvoor hij via het Rode Kruis naar Nederland kon komen voor behandeling. Zijn ouders komen uit Afghanistan, na de Russische inval vluchtten zij naar Iran. De taal was geen probleem. Mashad, ligt dichtbij Aghanistan, de inwoners spreken dezelfde taal. Toch werden Afghanen in Iran gezien als tweederangsburgers. Geen vaste verblijfsvergunning en geen werk, je mocht er niets doen. In 1993 verhuisde het gezin naar Nederland. Het was oktober en Ali herinnert zich nog dat het koud was met donkere natte dagen. Ali werd behandeld in het WKZ en de familie vond onderdak in Apeldoorn in een oud paleis van Koningin Juliana.
“Door liedjes te zingen leerde ik het Nederlands”
“We zaten daar met meerdere families die om politieke redenen gevlucht waren. Ik herinner mij dat er goed voor ons werd gezorgd, we hadden een tolk en uitstekende faciliteiten. Ik kon er spelen met andere kinderen. Twee weken later moest ik naar de basisschool. Ik zat in Iran ook op school en had leren lezen en schrijven, nu was er een ander alfabet en een taal die ik niet sprak. Door liedjes te zingen leerde ik het Nederlands. Je bent jong en je beseft niet dat je fouten maakt. Al gauw speelde ik tolk voor mijn ouders, als kind leer je een taal snel. Mijn ouders gingen ook vier of vijf dagen per week naar Nederlandse les. Na een verblijf van zes maanden in Apeldoorn kregen we een eigen huis op Kanaleneiland. Ik maakte vrienden in de buurt en ging naar een speciale basisschool om de taal echt goed te leren. Ik deed groep vier en vijf op De Schans in Overvecht, ging daarna naar de Meerstroom en het Niels Stenssen College en toen dat sloot naar College De Klop. Daar leerde ik Mustafa kennen, die nu ook hier in de zaak werkt. Na de Mavo deed ik MBO detailhandel, zelfstandig ondernemen.”
“Bij de schoenmaker op Hoog Catharijne was een gezellig kippenhok”
“Mijn vader was in Iran ook zelfstandig ondernemer, hij had een kleermakerij met vijf man personeel. Het ondernemerschap heb ik van huis uit meegekregen. Op Kanaleneiland opende mijn vader weer zijn eigen zaak, hij maakte, vermaakte en herstelde kleding. Ik had verschillende baantjes, bij een supermarkt, het postsorteercentrum en een sportkledingzaak. Op zaterdag hielp ik mijn vader, maar dat was een beetje saai. Levendiger was het bij de schoenmaker op Hoog Catharijne waar ik aan de slag ging. Het was een kippenhok tegen over DiDi, waar we behalve schoenen repareren ook sleutels maakten. Het was er altijd druk en gezellig. Mijn ouders verhuisden naar Zuilen en wonen daar nog steeds. Ik twijfelde tussen een HBO-studie of iets voor mijzelf beginnen. Het werd het laatste.”
“Mijn moeder is de beste chef-kok die er is”
“Ik ging werken in Twijntje en na twee jaar heb ik de zaak overgenomen. In 2012 ben ik getrouwd met Samia, een Afghaanse vrouw. We hebben twee kinderen Sarah (4) en Reza (2). Mijn vrouw leerde ik kennen via familie, de zus van mijn vrouw is getrouwd met de oom van mijn moeder. Ik heb jonge ooms die bijna allemaal in Canada zijn neergestreken. Omdat we in een vreemd land zijn gaan wonen is onze familieband heel sterk. Iedere zaterdag eten we met de hele familie bij mijn ouders. Mijn moeder is de beste chef-kok die er is. Niet alleen doordat ze heel goed kan koken maar ook door alle liefde die ze in de bereiding van het eten stopt. Grote schalen met rijst, kip, lamsvlees en gehakt, aubergines gestoofd en gebakken met verrukkelijke sauzen. Bij doopfeesten, het suikerfeest en het offerfeest pakt zij extra uit. Mijn vader is nu met pensioen.”
“Tutti is mijn oudste kind en nu negen jaar”
Mustafa, schuift ook even aan, hij kent Ali al zo lang. “Ali is een goed mens, hij laat zijn menselijke kant zien en daarom voelen mensen zich ook goed in deze zaak.Door liedjes te zingen leerde ik het Nederlands..”
Behalve voor zijn vakmanschap komen mensen ook binnen om Tutti te begroeten. Tutti, is de grijze roodstaart papegaai die graag van zich laat horen. “Hij is mijn oudste kind en nu negen jaar”, zegt Ali. Tutti kent dertig woorden, zingt liedjes en kan blaffende honden feilloos imiteren. Hij is drie keer ontsnapt, ik heb daar slapeloze nachten van gehad. Hij is teruggevonden in de ABC-straat en in de Zeven Steegjes. Hij kwam naar mij teruggevlogen toen ik zijn naam riep, maar sindsdien zit zijn kooi op slot.”
Hele aardige, relaxte man. En 100 procent vakman!