Dit is deel 6 van een negendelig feuilleton.
De laatste campingbaas die ik op Het Grote Bos heb meegemaakt, was ene Bert Post. Dat was een gesjeesde onderwijzer uit Noord-Holland.
Post was een heel achterbaks manneke. Helemaal het type dat voldeed aan de RCN-normen en waarden.
De nieuwkomer profileerde zich vooral door allerlei voor de bewoners nadelige zaakjes af te wikkelen tijdens hun afwezigheid. Hij liet dat bij voorkeur doen op doordeweekse dagen. Op dagen dat een eerlijk mens aan het werk was.
Hierbij werd hij bijgestaan door zijn hulpje in het kwaad: de man van de technische dienst. De terreinknecht met de gelaatstrek van een zwaar psychiatrische patiënt. Ik noemde hem altijd “Nitwit”.
Bij de een zaagde die idioot een hele reeks zorgvuldig gekoesterde boompjes rond de caravan om, bij de ander brak hij een onschuldig opberghokje af. Het heroïsche koppel sloeg alleen daar toe waar het zeker wist dat de bewoner van het perceel afwezig was en waar het vermoedde dat deze in de contramine was.
Niet lang na zijn aantreden had ik het al aan de stok met Post.
In die tijd was ik namelijk voorzitter van de vereniging die de belangen van de bosbewoners behartigde. Door mijn opstelling werd ik door Post en zijn kornuiten gezien als de vijand van RCN. Zuiver en alleen omdat ik voor de bewoners betere voorwaarden nastreefde.
Onder mijn voorzitterschap veranderde de vereniging van naam en doelstelling. De oorspronkelijke naam “Vrienden van Het Grote Bos” vond ik maar niks. Hoe kun je voor je belangen strijden als je statutair vriendjes bent met de vijand.
Zoals dit zo vaak in de lage landen geschiedt, laat je achterban het afweten wanneer het er echt op aankomt
RCN was zakelijk gezien gewoon de vijand. Die partij streefde er immers naar de rechten van huisjesbezitters en andere vaste verblijvers te minimaliseren.
De naam werd gewijzigd in “Bewonersvereniging Het Grote Bos”. In die lijn werd tevens de doelstelling van de vereniging aangepast.
Als voorzitter schreef ik regelmatig stukjes voor het verenigingsblad “de Bosklok”. Vaak onwelgevallige tekstjes voor de eigenaar en de beheerder van de camping. Om die reden kreeg men aan de overzijde de pik op mij.
Zoals dit zo vaak in de lage landen geschiedt, laat je achterban het afweten wanneer het er echt op aankomt. Zo ook hier op Het Grote Bos. Verscheidene leden kozen voor de “machtige” gevreesde tegenstander. Op die manier dachten ze in veiliger handen te zijn dan bij hun belangenbehartiger.
Post en Nitwit waren voortdurend op zoek naar mogelijkheden om mij het leven zuur te maken. Om mij te intimideren en zodoende een toontje lager te laten zingen in mijn functie als voorzitter.
Iedere dag struinde Nitwit rond ons huisje, in de hoop een illegale activiteit mijnerzijds op het spoor te komen.
Omdat hij daartoe vrijwel geen kans zag, gaf de stoutmoedige beheerder ten langen leste Nitwit de opdracht een stapel haardhout bij mijn huisje te verwijderen. Uiteraard tijdens mijn afwezigheid. Die voorraad haardhout was in zijn ogen ontsierend voor de omgeving.
Natuurlijk nam ik geen genoegen met die ontvreemding. Eerst na inschakeling van een advocaat, kreeg ik het hout weer terug.
Ik heb ooit een “terroristische aanslag” op hem overwogen
Het lelijke hulpje van Post heb ik eens de stuipen op zijn lijf gejaagd.
Toen ik op een dag in het weekend met een grote bijl hout aan het kloven was, stond ik weer eens oog in oog met hem. Hij kwam langs om een briefje van zijn patroon te overhandigen. Het betrof wederom een treiterijtje.
Ik werd zo woest dat ik hem mededeelde dat, als hij niet gauw opdonderde, ik zijn lelijke kop zou splijten. Ik was nu eenmaal toch lekker bezig hout te kloven.
Die boodschap was kennelijk duidelijk bij Nitwit binnengekomen. Daarna heb ik hem namelijk nooit meer gezien. Dat zal ook wel te maken hebben gehad met het feit dat hij met pensioen was gegaan.
Om Post ook eens met zijn eigen werkwijze te confronteren, heb ik ooit een “terroristische aanslag” op hem overwogen.
Mijn plan was op een doordeweekse dag ‘s nachts wat ruiten van zijn boswoning in te gooien. Op een tijdstip dat hij en zijn gezinnetje dynamisch aan het rusten waren, in het licht van de bijbel.
Toen ik in het holst van de nacht bij zijn huis verscheen en op het punt stond met een flinke steen een van de grote ruiten aan scherven te smijten, kwam ik tot bezinning. Ineens verscheen het beeld voor mijn ogen van een blote, blonde, atletisch gebouwde vrouw van Germaanse komaf, die achter dat raam in de armen van Morpheus lag. Dus niet in de armen van Post.
Ik kwam echter pas volledig tot mijzelf toen ik me voorstelde dat er zich achter de verbrijzelde ruit een lieve trouwe viervoeter bevond, volledig bedolven onder glasscherven. Een lieve hond die met zijn laatste krachten kwispelde, als teken dat hij mij herkende.
Ik liet de steen terstond vallen en verdween in de duisternis.
(Wordt vervolgd)
Website van Bert, zijn facebookpagina.
Mailen kan naar: albertplomp@gmail.com.
Mooi verhaal.
Ik heb het stukje over het Beatle jasje gelezen in de Rotterdammer die ik weleens van mijn schoonzus krijg,die op haar beurt het weer van iemand anders krijgt.
Ik kan wel het Utrechtse krantje kopen,voor de Rotterdammer moet ik in R,Dam zijn natuurlijk.Zij woont in Vlaardingen.
Wij woonden destijds in Delfshaven.Ik ben wel lid van Rotterdams sentiment.
Met vr.groet Mieke en Henk Brouwer.