Mensen van buiten kijken vaak anders naar Utrecht, dan Utrechters zelf. Dat is geen ongewoon verschijnsel. Opmerkelijk is wel de aandacht die het NRC de laatste weken besteedt aan de Domstad. Vorige week had de krant een verhaal over de noodzakelijke renovatie van duizend werfkelders. Kop: Utrecht restaureert de werfkelders, ongeacht de oorzaak. ‘Als stad kunnen we niet anders, het is ons erfgoed’
Donderdag ging het over de nieuwbouw in de stad, met als kernvraag hoe prettig het allemaal is. Kop: Utrecht groeit, maar liefst zonder anonieme blokkendozen. ‘Hoe geef je liefde, hoe maak je de stad?’
Het deed me denken aan de openingszinnen van schrijfster Clare Lennart in haar boek over Stad en Provincie uit 1962: ‘Wanneer je buitenlanders rondleidt door Utrecht, zijn ze altijd verrukt, maar in Nederland zelf heeft deze stad beslist geen goede naam. Zelden of nooit hoor je door landgenoten zonder voorbehoud de lof van Utrecht zingen. Vaak wordt het gesmaad als een stijve, een benepen, een doodse stad, als een stad van ambtenaren, een stad zonder durf, een krenterige stad…kortom een stad, waar het afschuwelijk is om in te wonen.’
Lennart schreef het ruim tien jaar voor de sloop van een geliefd deel van de binnenstad die plaats moest maken voor Hoog Catharijne. Er is sindsdien veel meer veranderd in Utrecht.
Zelf ben ik in 1975 in Utrecht komen wonen, om Nederlandse te studeren en de journalistiek in te gaan. Ik begon tussen oud baksteen in de Vogelenbuurt. Sindsdien ben ik tien keer verhuisd, naar Oudwijk, Overvecht, Rijnsweerd, Witte Vrouwen, terug naar Oudwijk, weer naar de Vogelenbuurt. Ik heb de stad leren kennen als levendig, vol mensen met durf. Het is er goed wonen. In een halve eeuw tijd heb ik samen met oude en nieuwe Utrechters de veranderingen in de stad aanschouwd. Bij het behoud van het stadshart is er nog steeds een ongekende stadsvernieuwingsslag gaande, inclusief de in- en uitbreiding. Het getuigt van grote ambities van bestuurders, maar ook van projectontwikkelaars bij het investeren van honderden miljoenen, of veel miljarden. Voor mij is het hoogtepunt de architectonische stapeling TivoliVredenburg, een wereldprestatie. Geen arme stad, Utrecht.
Toen we nog op de Draaiweg zaten, pal bij de ophaalbrug over de Vecht heb ik de bouw van Zijdebalen zien beginnen. Het was verbazend hoe efficient en snel hier een nieuw stadsdeel omhoog rees op een voormalig fabrieksterrein. Nu komt het in NRC als een van de minder geslaagde locaties: een windgat en een goed bedoelde binnentuin die niet voldoet, omdat de bewoners de akoestiek niet fijn vinden. Prettig wonen moet ook goed klinken.
Verslaggever Koen Marée heeft D66-wethouder Eelco Eerenberg (Ruimtelijke Ordening) en de gemeentelijke stedenbouwkundige Sanneke van Wijk meegenomen voor een fietstocht in en buiten het centrum, tot Ondiep. Veel komt me bekend voor, maar ik lees interessante dingen over Locatie 4: Wisselspoor, het oude NS-bedrijventerrein vlak bij Utrecht Centraal. Interessante huizen in een gebied dat nu bij de stad aanhaakt, laagbouw, met inspraak van de bewoners.
Op locatie 5, het Stationsgebied, heb ik het complex Wonderwoods vanaf de fundamenten zien optorenen, compleet met de verticale hectare gevelgroen, verdeeld over dertig verdiepingen. Unieke constructie, al vraag ik me af hoe lang het groen blijft. Eerenberg stelt vast in NRC: ‘Als de stad verdicht, is dat een kans voor woningzoekenden en een zorg voor huidige bewoners’.
Zo komt het qua citymarketing wel goed in de kwaliteitskrant. Toch denk ik dat Koen zich al te veel heeft laten leiden door de wethouder en de stedenbouwkundige. Locatie 1 is herenmodezaak Broekman, vanwege de twaalf appartementen die er boven zijn gebouwd. Goed voorbeeld van verdichting, volgens Sanneke van Wijk. Geen woord over de strijd die Broekman op het laatst nog heeft gehad over het ontbreken van een lift.
Nog iets: ik mis in deze ode een onderdeel over wie het allemaal kan betalen. Het is nieuwbouw met liefde, maar wel voor mensen met behoorlijk veel geld. Ja, het lezerspubliek van NRC.
Als Utrechts NRC-lezer ben ik benieuwd naar prachtverhalen over de total makeover van Kanaleneiland en mirakelstadsdeel Leidsche Rijn.
Het lijkt mij dat de projectontwikkelaars en hun marketeers in Utrecht de macht hebben en altijd hun zin krijgen. Meestal ten koste van de bewoners. Denk bijvoorbeeld aan de Croeselaan en het vervloekte “Langer gezond en gelukkig wonen in Utrecht” Cartesius. Dat laatste is een staaltje valse marketing waar de honden geen brood van lusten.
Verder wordt de verdichting zo extreem doorgevoerd dat elke laatste centimeter tot de stoep wordt dichtgebouwd. Kijk ook hier eens wat er bij het vervloekte “Langer gezond en gelukkig wonen in Utrecht” Cartesius gebeurt. Elke boom en struik wordt eruit getrokken of omgehakt. Geen grasspriet wordt gespaard.
Dankjewel dat je het zo voor ons opneemt, Jeroen.
De journalist van het NRC had ook al vernomen dat tijdens de bouw niet alles even gladjes was verlopen en heeft daarom inmiddels contact met ons opgenomen. Wordt dus als het goed is vervolgd, in het NRC.
Terzijde, grappig, Jeroen. In een verleden dat ineens veel langer geleden is dan ik dacht – zo’n ruim 40 jaar terug, ontvingen wij geregeld vakbroeders/zusters uit het buitenland. Vanuit een soort automatisme sleepten we ze dan naar Amsterdam, stad van ‘canals en cannabis’, oja, en Sama Sebo. In alle bescheidenheid gunden we ze dan een blik in Utrecht, en joegen we ze de Domtoren op (WHAT?! No elevator???)
Vooral Amerikanen en Engelsen bleken al snel dol op Utrecht en ‘hoefden’ niet meer naar Amsterdam.
Utrecht was ‘quaint and convenient’ – knus en gerieflijk, beloopbaar.
Grappig, ik zeg het nog maar eens, maar tot nog niet zo heel lang geleden was Utrecht het voorbeeld van een ingeslapen provinciestad die slechts vanuit de neusgaten door de stadse steden werd bekeken.
Een ingeslapenheid die overigens veel kunstenaars als vanzelf het surrealisme in dreef en daarin de hoofdrol speelde: het licht, de lage huizen, de De Chirico-iaanse beklemming van straatbeelden, de grachten met hun werven – uniek in de wereld. Plus een vorm van verval die een zekere schoonheid had. Het verval dat nu voortvarend wordt opgepimpt waardoor de stad zeker een totaal andere uitstraling zal krijgen en mogelijk een andere rol. Nu ja, tempora mutandur – de tijden veranderen. Toch alweer 210 woorden…
Ik miste ook de verloren strijd van de bewoners Croeselaan en het gemeentebestuur.
Ik miste inderdaad de grote strijd van de fa. Broek man en het gemeentebestuur.
Ik miste een vleugje(zeg maar vleug!) van de kritiek die de Utrechtse inwoners al jarenlang hebben tegen de bestuurders. Door gebrek aan echte visie lopen ze aan de halsband van projectontwikkelaars en beleggers.
Bouwen al jarenlang voor yuppen en expats, helaas totaal niet voor senioren. Die senioren krijgen wel kritiek dat ze te ‘ruim’ wonen!
Koen moet maar eens de verhalen van Cees Grimbergen lezen, dat weet hij iets meer over de beleving van de bouw praktijken in Utrecht!
Misschien een fietstochtje met Koen en Kees!
Na jaren NRC-abonnement ben ik o.a. gestopt vanwege precies deze invalshoek:
‘Wij van de grachtengordel met >100K inkomen vinden dit heel erg goed”.
Slechte journalistiek ook, om zo kritiekloos en onvolledig geïnformeerd bewonder-stukjes over Utrecht te schrijven….
“Het getuigt van grote ambitie van bestuurders, maar ook van projectontwikkelaars bij het investeren van honderden miljoenen of veel miljarden”, aldus Jeroen Wielaert. De ambitie van bestuurders is niet mijn grootste zorg; ook al weet ik uit eigen ervaring dat ze liever niet altijd omwonenden of betrokken burgers als belangrijkste klankbord nemen. Wat mij wel interesseert is de ambitie van projectontwikkelaars. Allereerst mijn toevoeging; projectontwikkelaars werken vooral/meestal in opdracht van (particuliere) investeerders of rond Utrecht banken als de Rabobank. Prioriteit 1 is zo hoog mogelijke rendement (meer dan 6 procent, liefst dichtbij de 20 %) Welke ‘ruimte’ hebben bestuurders eigenlijk nog in een stad (met omgeving) waarin de locaties/de grond niet (meer) in eigendom is van de gemeente (of corporaties) maar van beleggers? Wat heeft de gemeente voor werkelijke (en politieke?) invloed op Klépierre in het stationsgebied? Klepierre is internationaal kapitaal met 22% van het aandelen kapitaal van de Simon Property Groupe. O ja en 5% van het APG (algemene pensioengroep als belegger van het pensioenfonds ABP). Wie weet of en welk aandeel de gemeente eigenlijk heeft in Klépierre of de andere grondeigenaren? En kun je met overheidsbeleid zoals dat er nu uit ziet werkelijk een stempel drukken op de stedelijke ontwikkeling?
Al jaren wordt de ruimte voor ‘de markt’ bijna grenzeloos gemaakt en de overheid (lokaal en landelijk) teruggedrongen. Utrecht heeft al jaren geen stadsarchitect meer. Architecten(bureaus) werken ook in Utrecht in eigen beheer of in opdracht van..?
Jammer dat de wethouder zich laat rondrijden voor de NRC zonder aan te geven welke belemmeringen hij tegen komt en (tegenwerking hij ondervindt) door het grondeigendom van beleggers. En wellicht dat Jeroen Wielaert ook eens zijn kritische aandacht hieraan wil wijden.