Op 23 december 2013 kreeg ik samen met een aantal andere nieuwsgierigen een rondleiding door het nog volop in aanbouw zijnde TivoliVredenburg. We eindigden op het Ronda-podium. Verbaasd over hoe een zaal tegelijk groot en klein kan zijn, keek ik om me heen. Er miste iets, maar wat?
Ineens wist ik het: de plek voor de concert-dj. Ik vroeg het aan een man met een bouwhelm op, maar hij wist het niet, evenmin als de andere aanwezige autoriteiten. Toen het gebouw een half jaar later in gebruik werd genomen, kreeg ik eindelijk antwoord: de concert-dj staat in de Ronda helemaal links op het podium, in een wat onhandig ogend hoekje. In Tivoli Oudegracht stonden we in een slagersvitrine rechts voor het podium – esthetisch ook niet fraai, maar het was tenminste een eigen plek, al heb ik daar geregeld overwogen mijn naam te veranderen in DJ Slavink.
FC Utrecht heeft zijn mascottes Tiger en Tigergirl, TivoliVredenburg heeft zijn concert-dj’s – beide soorten gangmakers doen hun werk anoniem en voor weinig geld, maar met dezelfde bezieling als de grote sterren. Vaak begin ik een paar weken van tevoren in mijn hoofd al playlists te maken. In de week van het concert draai ik thuis een setje om te horen hoe die nummers na elkaar ‘vallen’. Al kan het ook anders: ik ken een concert-dj die na het avondeten & uitbuiken een sporttas volgooit met willekeurige cd’s, naar TivoliVredenburg fietst en daar wel kijkt wat hij bij zich heeft.
Soms word je een paar uur van tevoren afgebeld omdat de artiest geen concert-dj wil, soms hoor je dat pas als je al bij de artiesteningang staat. Hoe houden we het vol? Voornamelijk omdat het zo leuk is. In tegenstelling tot op een bruiloft draai je voor een publiek van honderd procent muziekliefhebbers. Mensen die opgetogen komen melden dat je deze geweldige muziek ‘nooit meer hoort’. (‘Bij mij thuis elke dag, mevrouw,’ antwoord ik dan beleefd.) Ook leuk: mensen die je exquise-obscure smaak delen – zo zette ik voor het concert van de Doobie Brothers in de Grote Zaal Hot Summer Nights op van Walter Egan (wie?). Anderhalve seconde nadat ik op play had gedrukt, kwam er een man naar me toe die grijnzend zei: ‘Hé, Walter Egan!’
Er gaat weleens wat mis. Toen ik bij Milow draaide, wist zijn geluidsman bij aanvang van het concert blijkbaar niet hoe hij mij kon uitfaden. Milow stond al lang en breed op het podium en had al drie keer zijn gitaar gestemd en ik dacht: waarom klinkt mijn muziek nog steeds? Langzaam draaide ik mijn hoofd naar de geluidsman midden in de zaal en zag dat hij mes-op-de-keelbewegingen naar mij maakte alsof hij het geluid aan het doen was op een congres van IS. Toen heb ik zelf mijn muziek maar weggedraaid.
Er gaat weleens wat goed. Na de Black Rebel Motorcycle Club, in Tivoli Oudegracht, kreeg ik de halve zaal wild aan het dansen. In de zeg maar gerust kolkende massa ontwaarde ik een rolstoeler die gek werd van vreugde toen ik Wolfmother opzette. Nog één plaat en hij staat op en loopt, dacht ik, want dat is wat muziek met mensen kan doen. Ik zocht in mijn cd-mapjes naar een volgend nummer en zag de krantenkoppen over het aanstaande wonder al voor me – het beroep van concert-dj zou op slag de waardering krijgen die het verdiende, en ikzelf ook. Binnen vijf seconden had ik het nummer gevonden. En toen, net voordat ik het schijfje in de cd-speler zou doen, liep de stagemanager de slagersvitrine binnen en zei dat ik moest stoppen.
Geweldig verhaal. Ik zeg: meer Robert van Eijden
U heeft geluk: tijdens de kerst is er ongeveer 1 kilogram Robert van Eijden bij gekomen!