Opvallend veel debutanten stonden op het programma van de 37ste Nacht van de Poëzie. ‘Ik voel me een muis tussen de reuzen.’ Fenna Riethof ging langs en vermaakte zich prima.
‘Het volgende gedicht heb ik geschreven om indruk te maken,’ zegt Gerda Blees (1985). ‘Ik hoop dat het lukt.’ Alleen al voor die inleiding krijgt ze applaus. Omdat ze de vorige Nacht van de Poëzie afsloot, mag de debutante deze 37ste editie openen. De Grote Zaal van TivoliVredenburg zit aan alle kanten beplakt met toeschouwers; niet alleen zijn alle stoelen bezet maar ook de rode zitzakken voor het podium, de vloer ertussenin, de steile trappen en zelfs de opstapjes. Laatkomers moeten staan.
Dit jaar staan er meer debutanten dan gewoonlijk op het programma. Vijf maar liefst: de Utrechtse Blees, Iduna Paalman, Asha Karami, Joost Decorte en Rosa Schogt, die de Nacht afsluit en dus volgend jaar aftrapt.
Het concept is onveranderd: de avond is opgedeeld in blokken van drie dichters die ieder zes minuten voordragen en één band of artiest. Welke dichter wanneer optreedt is zoals altijd een ‘staatsgeheim’ – zo formuleert presentator Piet Piryns het – zodat de onbekende dichters evenveel publiek krijgen als de bekende. Piryns praat de avond aan elkaar samen met voormalig Dichter des Vaderlands Ester Naomi Perquin, en in de hal rond de Grote Zaal verkopen lokale boekhandels de bundels van alle optredende dichters.
Handtekeningen
Wie net heeft opgetreden, schuift daar aan om signeren. Na het tweede blok zijn dat Lévi Weemoedt (1948) en Iduna Paalman (1991). Schouder aan schouder en gewapend met een balpen zitten ze aan de tafel van Boekhandel Bijleveld. Er staat een flinke rij. Veruit de meeste wachtenden hebben Pessimisme kun je leren in de knuisten, de bloemlezing van Weemoedt; nadat de 70-jarige dichter eind vorig jaar in De Wereld Draait Door te kennen gaf dat hij niet al dood was zoals velen dachten, vloog de bundel massaal de toonbank over. Piet Piryns beschreef Weemoedts wederopstanding als ‘de meest opzienbarende sinds Lazarus’.
Het poëziedebuut van Paalman heet De grom uit de hond halen. Zij hoeft minder handtekeningen te zetten, maar had ook niet anders verwacht. ‘Als er in totaal 150 exemplaren worden verkocht ben ik al blij,’ zegt ze. ‘Het was nooit mijn uitgangspunt er eens flinke furore mee te gaan maken.’ Voor het optreden was ze niet zenuwachtig. ‘Tot vijf minuten van tevoren dan. ‘Toen ging ik even dood. Ik voel me een muis. Een muis tussen de reuzen.’
De reus naast haar – overigens kleiner van stuk dan zij – ziet in zijn jeugdige signeerbuurvrouw helemaal geen muis: ‘Ik had op die leeftijd dat podium niet op gedurfd.’ Op z’n Weemoedts voegt hij eraan toe: ‘Zou nog eerder zelfmoord plegen.’ Ondanks zijn ervaring had hij niet minder last van zenuwen dan Paalman. Vermoedelijk méér zelfs. Op het podium gaf hij het al aan: ‘Ik ben best nerveus hoor, mensen. Alleen heb ik geleerd het te maskeren.’
Huilen van geluk
Andere ‘reuzen’ op leeftijd zijn Kees Spiering en Adriaan van Dis, maar ook de Ierse zanger Gilbert O’Sullivan die in de jaren zeventig naam maakte en het tweede blok van de Nacht afsluit. Uw verslaggever, zelf jeugdig, moest tijdens dat optreden toevallig naar de wc. Even later komen bezoekers de zaal uit, onder wie Lotte Kok (23) en Sylwin Cornielje (28). Zij hebben tranen in de ogen. Kok: ‘Heb in tijden niet zo hard gehuild van geluk.’ Cornielje: ‘Om ons heen gingen oude mensen helemaal op in de muziek. Een grijze, nukkige man naast mij bewoog in trance mee op de beat.’ Kok: ‘En koppeltjes zongen elk woord mee, terwijl ze elkaar aankeken.’
De performance van de zanger Božo Vrećo is heel wat anders. De Bosnische zanger draagt een lange leren rok en een korset, heeft een paardenstaart en een volle baard. Wild danst hij over de planken. ‘Ik weet niet wat ik nou eigenlijk gezien heb,’ zegt de 61-jarige Yvonne Stelling na afloop, die uitdrukkingsloos naar het lager gelegen podium had zitten te staren. ‘Wat ik ervan vond? Geen commentaar!’
Ruim na middernacht, wanneer de zaal nog halfvol zit, komt de Vlaamse dichter Joost Decorte op. Zacht als een muis begint hij voor te dragen. ‘Harder!’ roept een meneer. Maar dat bepaalt de debutant lekker zelf wel. ‘Niet te verstaan!’ brult een mevrouw. Mensen manen haar tot stilte – Decorte smiespelt voort. Een jongen die het wél kan verstaan fluistert tegen zijn vriendin: ‘Wat práchtig. Ik ga zijn bundel kopen.’
Het gaat om de inhoud
Om half drie loopt de Nacht op zijn einde, en het laatste kluitje nachtbrakers op hun achterste benen. Zitzakken worden aan de kant gesleept en de afrobeat-groovy band KOFFIE brengt nog een groepje jongeren en wat onvermoeibare ouderen aan het dansen. Daarna komen Piryns en Perquin met haar ronde buik voor de laatste keer op, om de laatste dichter aan te kondigen. ‘Gentleman als ik ben,’ zegt Piryns, ‘geef ik een zwangere vrouw het laatste woord.’ Hij stapt naar achteren. Verontwaardigd roept een jongen op de eerste rij: ‘Het gaat om de inhoud!’
Het laatste woord is voor de vijfde van de vijf muizen, Rosa Schogt (1980). Maar ook Schogt is niet echt een muis; met het zelfvertrouwen van zeven Weemoedts bij elkaar draagt ze voor: ‘In de gang hing een bericht / van de bewoner: / Niets aan hangen / Deze kapstok is hoerig en kut’. Even later in de hal staat ze wat aangeschoten fans te bedanken voor de complimenten. Ze vindt het een eer dat ze de Nacht mocht afsluiten voor de overblijvers, ‘de harde kern’. ‘Aan het begin van de avond voelde ik me net een brugklasschoolmeisje, maar algauw kreeg ik in de gaten dat het alleen maar leuk is hier.’
Tijdens de Nacht van de Poëzie lopen de generaties langs elkaar heen én met elkaar mee; twee mannen hebben de bundel Stalker van Joost Decorte gekocht, de eerste is de jongen die Joost Decortes gedichten zo prachtig vond. Opgewekt slaat hij zijn arm om zijn vriendin. ‘Als ik jou aan een andere man zou willen kwijtraken, dan is het wel Joost Decorte,’ zegt hij. De tweede is een grijze, nukkige man – wie weet de grijze, nukkige man die in trance raakte van Gilbert O’Sullivan.
Fijn verslag!