Sweet memories

Een kees pruimtabak

Toen ik een teenager was, ging er geen zaterdag voorbij of ik bezocht mijn opa en oma in de Nicolaasdwarsstraat. Alvorens de voettocht naar het centrum aan te vangen, zocht ik thuis eerst zorgvuldig mijn outfit voor een dagje uitgaan bij elkaar. Vaak bestond die uit een spijkerbroek, een wit T-shirt met daaroverheen een zwart giletje, een zwarte leren broekriem, een blauw spijkerjack en zwarte Clarks als schoeisel.

Vanuit het Napoleonplantsoen liep ik via de Koningsweg, de Gansstraat en het Ledig Erf eerst naar mijn andere opa in de Groenestraat.
Opa Plomp woonde daar alleen in een bovenhuis. Zijn vrouw was op vrij jonge leeftijd overleden.
Mijn vader en zijn broer zijn in de Groenestraat opgegroeid en hebben er de oorlogsjaren doorgebracht.
Midden in de straat, direct naast opa’s huis, was in die dagen een ijsfabriek gevestigd. Helaas werd er geen ijs voor de consumptie gefabriceerd, maar heel grote staven ijs, dienende voor verkoeling. Voor het vers houden van voedsel.
Grote blokken ijs werden zoal geleverd aan visboeren en aan viskraampjes op de markt.
Bij een van die kraampjes werkte de broer van mijn vader op zaterdagen. Voor zijn inzet mocht hij gedurende de marktdag net zoveel vis eten als hem lief was.
Op een zaterdag verorberde hij echter zoveel vis, dat hij onwel werd en overleed. De kraameigenaar beweerde daarentegen, dat mijn oom, tussen zijn bezigheden door, zo gulzig een paling naar binnen zat te werken, dat hij en passant een vishaakje opschrokte. Dat haakje bleef in zijn strot steken en was hem fataal geworden.

Die duiven vlogen af en aan. Het leek Schiphol wel

Opa Plomp was een verwoed duivenmelker. Hij kon hele dagen op het dak van zijn huis doorbrengen. Daar communiceerde hij met zijn duiven. Die duiven vlogen af en aan. Het leek Schiphol wel.
Om de duiven naar binnen te lokken, zat hij zelf als een duif te koeren in de dakgoot. Daar maakte hij met zijn hoofd knikkende bewegingen bij.
Regelmatig kwamen duiven op dat koeren af. De vogels maakten echter meteen weer rechtsomkeert zodra ze die ouwe, grijze duif in de dakgoot zagen zitten. Onderwijl lieten ze menigmaal van de schrik wat witte droppings op opa’s kop vallen.
Trouwens, met dat koeren had opa als backing vocal geen slechte beurt gemaakt bij de opname van Sympathy For The Devil.

Zo nu en dan kocht en verkocht opa duiven. Daar hield hij wat geld aan over voor de aanschaf van pruimtabak.
Als hij niet op het dak te vinden was bij zijn vliegende kameraden, dan bevond hij zich wel in de huiskamer. Zomer en winter zat hij daar op zijn vaste stoel naast de potkachel.
Ofschoon hem het contact onderhouden met duiven verdomd goed afging, moest je hem werkelijk de woorden uit zijn mond trekken als je met hem over iets van gedachten wilde wisselen. Gewoon met hem, gezellig bij de kachel, over vroeger praten. Zo’n praatje maken was vrijwel onmogelijk.

Het enige wat er zo nu en dan wel aan zijn mond ontsnapte, was een straal bruin vocht

Een gesprek wilde ook al niet vlotten omdat hij tamelijk doof was. Je moest de longen uit je lijf schreeuwen om hem iets duidelijk te maken. Zelfs met een oortrompet aan zijn hoofd, lukte dat niet.
Toen hij op zekere dag een modern elektrisch gehoorapparaat aangemeten had gekregen, was er wel enige vooruitgang te bespeuren. Zijn inbreng in een gesprek bleef  echter ondermaats.
Het enige wat er zo nu en dan wel aan zijn mond ontsnapte, was een straal bruin vocht. Dat was sap van een kees pruimtabak, waarop hij de hele ochtend al had zitten kauwen.
Opa Plomp was een meester in het doen verdwijnen van zo’n straal exact in zijn “spuugblik”. Dit conservenblik stond pal achter de kachel opgesteld en was meestal tot aan de rand gevuld met het bruine goedje.

Zo nu en dan had grootvader er zichtbaar plezier in mij een uitgekauwde kees toe te werpen. Hij hield er rekening mee dat ik, uit een soort automatisme, die toegeworpen natte, bruine, lauwwarme tabakspruim zou proberen te vangen. Vieze handen waren het gevolg en dat aan het begin van een uitgaansdag. Gelukkig voorkwam ik zo wel dat mijn hagelwitte T-shirt door die smerige kees getroffen werd.
Omdat er zo goed als geen woord te wisselen viel en omdat er te pas en te onpas een straal smerige sap van pruimtabak om je oren vloog, was er voor mij alle reden om het oponthoud in de Groenestraat zo kort mogelijk te houden. Na een uurtje hield ik het veelal wel voor gezien en zette ik mijn wandeling voort richting Nicolaasdwarsstraat. Op weg naar mijn favoriete opa en oma.

Website van Bert, zijn facebookpagina.  

Mailen kan naar: albertplomp@gmail.com.

Auteur Bert Plomp
Auteur

Bert Plomp

Laat uw reactie achter

Reactie

2 reacties

  • Hendrik schreef:

    Toen “de gewone man” nog in de binnenstad woonde. Mooi verhaal.

  • Tineke Brakenhoff . schreef:

    Weer een fantastisch verhaal,geschreven op een manier waarop het lijkt of je er zelf bij was.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *