Sweet memories

Drinking on my bed

Bij het luisteren naar “Drinking On My Bed” van Rob Hoeke, gaan mijn gedachten altijd terug naar halverwege de zestiger jaren. Toen deelden mijn jongere broer Charles en ik een kamer. Een kleine kamer op de begane grond van een zes-kamer flat in het Lodewijk Napoleonplantsoen in Utrecht.

Deze wijk kende een zestal blokken van flatgebouwen. Tussen iedere twee blokken bevond zich aan de voorkant, zijnde de huiskamerzijde, een parkeergelegenheid en aan de achterkant, zijnde de slaapkamerzijde, een groenvoorziening. Tussen het tweede en het derde blok was in ‘t groen voor de kinderen een zandbak geplaatst. Omdat mijn gedeelde kamer uitzicht bood op de slaapkamers van het derde blok, viel er tegen bedtijd altijd wel wat te genieten. Te genieten van vrouwelijk schoon.

Hetzij onbelemmerd, omdat de gordijnen opzettelijk of per ongeluk niet volledig toegedaan waren. Hetzij enigszins verhuld, omdat de gordijnen wel degelijk gesloten waren maar de opwindende contouren van de jongedame in kwestie door achtergrondverlichting duidelijk afgetekend stonden op de hinderende voorhangsels.

De kamer had een buitendeur richting groenvoorziening. Dit bood enorme voordelen. Hierdoor kon ik bijvoorbeeld komen en gaan wanneer ik wilde. Als het ’s zomers broeierig warm was en de buitendeur openstond, was ik gedurende de nacht nog wel eens getuige van schaars geklede mensen die de zandbak aandeden om totaal andere redenen dan het bouwen van zandkastelen. In de zomermaanden was ik overdag trouwens extra attent omdat het al eens was voorgevallen dat een kinderlokker zich eveneens aangetrokken voelde tot spelen in het zand. Charles en ik waren dan niet te beroerd om zo’n ellendeling uit de bak te rammen.

De kamer was behangen met posters van the Rolling Stones, the Beatles, the Who, the Kinks en andere favoriete muzikanten. Voorts hingen er visnetten en stonden er olielampen alom. In de winter, wanneer alle olielampen en tevens een Aladdin-kacheltje stonden te walmen, hing er een dichte, bijna giftige damp in het kamertje. Er hing een lucht die niet onderdeed voor die welke men gewaar wordt in een gesloten hangar. Een hangar waarin een Boeing 747 al uren heeft staan warmdraaien. Heerlijk die lucht van verbrande kerosine.

Op het vliegveld mag ik bij het instappen onder aan de trap gaarne nog wat treuzelen om die lucht nog even diep op te snuiven. Waar ik nu woon, ruik je alleen zilte oceaanlucht en helemaal geen verbrande kerosine. Die zilte lucht schijnt veel gezonder te zijn. Wel probeer ik zo nu en dan nog een olielampje aan te steken, maar dan begint mijn vrouw direct te mopperen dat ze last krijgt van haar ogen. Vroeger vond ik het ook heel aangenaam om in de winter, tijdens het speelkwartier, me op te stellen bij de uitlaat van de gasgestookte gevelkachel van de klas. Daar hing een aangenaam riekende warme verbrandingsdamp. Vaak legde ik mijn wollen wanten op het rooster  van de uitlaat om ze op te warmen. Onder het opwarmen genoot ik van de geur van de damp.

Benzinelucht vind ik ook onweerstaanbaar. In het geval dat je juist last hebt van warme handen, werkt benzine heerlijk verkoelend indien je een scheut ervan over je handen sprenkelt. Je moet dan wel even opletten dat je uit de buurt blijft van open vuur. Zo niet dan gaat het verkoelend effect geheel verloren. Beter gezegd: in vlammen op.

In die tijd beschikte ik over een zelf ontwikkelde stereo-installatie. Met geld, verdiend met een krantenwijkje, wist ik bij Radio Schuurman op de Oude Gracht het goedkoopste stereo-platenspelertje te bemachtigen dat er voorhanden was. Op de wekelijkse rommelmarkt op het Paardenveld had ik vervolgens twee grote antieke radio’s op de kop getikt. De ingebouwde versterkers van de twee toestellen had ik afzonderlijk verbonden met de twee stereokanalen van de platenspeler. Daarna was het beide radio’s snoeihard aanzetten en “Drinking on my bed” van Rob Hoeke draaien. Ik kwam graag op de rommelmarkt en kocht er van alles en nog wat.

Het was toen nog niet zo lang na de oorlog. Er lag van alles te koop dat de “slagvelden” had doorstaan: militaire kleding, soldatenkistjes, Duitse helmen, gasmaskers, bajonetten enzovoort. Kortom te veel om op te noemen. Ik kocht er een oude dames-bontjas. Lekker warm voor op de Tomos. Een ziekenfondsbrilletje, waar ik zonneglazen inzette. Ik kocht er een vliegeniersjas met een echte bontkraag. Allemaal gebruikt spul. Gebruikt door ik weet niet wie, maar daar gaf ik in het geheel niet om.

Ooit heb ik er eens een volledige soldatenplunje met kistjes aangeschaft. Hierbij kreeg ik diverse Duitse militaire onderscheidingen, zoals “het eikenloof en zwaarden”, op de koop toe.

Met een zeker doel voor ogen, kocht ik dezelfde dag elders op de markt nog een kunstbeen met volledige “tuigage”.

(wordt vervolgd)

Auteur Bert Plomp
Auteur

Bert Plomp

Laat uw reactie achter

Reactie

6 reacties

  • Robert schreef:

    Bert Plomp is een waardig opvolger van F.B. Hotz

  • willem smit schreef:

    Prima verslag van Bert Plomp. Ik ben blij dat er nog iemand is die ons herinnert aan de oude normen, waarden en luchtjes. Nog even en dan mag dat laatste ook niet meer. Waar is de tijd dat je in Londen met 20 man boven in zo’n dubbeldekker zat te paffen. Lekker vies. Heerlijk was dat.
    Willem Smit

  • Bert Plomp schreef:

    Dank voor het compliment Robert.

  • Bert Plomp schreef:

    Ja Willem, “de grijze gehaktballenmaatschappij” optima forma.

  • Anton van Beek schreef:

    Heerlijke verhalen. Toen konden we nog dolgelukkig zijn met een tweedehands tomos en de stank van een oliekacheltje.

  • Bert Plomp schreef:

    Mooie tijden Anton.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *