Sweet memories

De laatste druppels van een heilsoldaat: de banketbakkersvakschool

Op een bloedhete zomerdag, was ik op weg naar Ter Steege om zijn maaltijd af te leveren. De mussen vielen van het dak van de hitte. Er was voor mij dus geen aanleiding om me te haasten en plat door de bocht te gaan met de Tomos. Immers, de kans dat het eten bij aflevering warmer zou zijn dan bij plaatsing in de rantang was groot. Ik verheugde mij er op, dat ik nu eens de drie gangen netjes gescheiden van elkaar bij de oude man kon opdienen.
Terwijl ik de Andreasstraat binnen tufte, viel het mij direct op, dat er enorme rookwolken opstegen uit de schoorsteen van Ter Steeges pandje.
Nadat ik de deur van zijn woning had ontsloten, pakte ik de rantang op om aansluitend naar binnen te gaan. Echter door een zekere druk aan de andere zijde van de deur, kostte het me enige moeite om deze open te duwen. Toen dat eindelijk lukte, werd ik bijna meegesleurd door een hete luchtstroom, die een uitweg naar buiten zocht.
Enigszins in paniek, stormde ik het huiskamertje binnen, vrezend dat ik de oude man daar gestrekt zou aantreffen.
De oude man zat daar evenwel doodgemoedereerd in zijn fauteuil naast de voluit brandende potkachel. Hij heette mij van harte welkom en nodigde mij uit gezellig naast hem te komen zitten en een borreltje te drinken.
Toen ik hem vroeg waarom die kachel zo hoog brandde, knikte hij naar zijn orgel in de hoek van de kamer. Terwijl hij knikte, vielen er enkele druppels uit zijn neus op de hete vloer, die daar terstond verdampten.
Omdat hij merkte, dat ik niet direct de relatie wist te leggen tussen de gloeiendhete kachel en zijn blaasinstrument, voegde hij eraan toe dat het orgel, tijdens een lekkage, vochtig was geworden. Dat het een geluid voortbracht alsof het een verkoudheid had opgelopen. Hij had de kachel een paar dagen geleden aangestoken om zijn harmonium eens goed droog te stoken.
Om vast te stellen of zijn instrument inmiddels weer in goede doen was, nam hij erachter plaats. Hij trakteerde mij toen op een fijn stukje orgelspel.
Toen ik hem zag en hoorde spelen, kwam een beeld in mij op uit de griezelfilm ʻNosferatuʼ. Met Max Schreck als de huiveringwekkende vampier, die een orgel bespeelt.

Als ik hem en Ter Steege zo samen zag, had het koppel alles weg van Frankenstein en zijn monster

De Oude Ter Steege had weinig vrienden. Zijn beste en wellicht enige vriend was ene Dupré. Omdat Dupré een paar jaar jonger was en over een lager IQ beschikte, deed hij werkelijk alles wat zijn oudere vriend hem opdroeg. Ze hadden een soort meester-knecht relatie.
De man wekte bij mij altijd de indruk, alsof hij zojuist uit een gesloten afdeling van de psychiatrische inrichting aan de Nicolaasdwarsstraat was ontsnapt. Een personage dat je liever niet tegenkomt in donker Utrecht. Trouwens, op klaarlichte dag evenmin.
Dupré had zijn kapsel ook niet echt mee. Hij had een extreem hoog opgeschoren hoofd. Dat wekte weer de gedachte op, dat hij pas aan zijn bovenkamer was geopereerd. Alleen op het dak van zijn schedel waren nog wat stekeltjes te onderscheiden.
Als ik hem en Ter Steege zo samen zag, had het koppel alles weg van Frankenstein en zijn monster.

De gebakjes die zij op school in elkaar flansten, waren weliswaar zoet en zacht, maar vooral klein van stuk en goedkoop

In de Andreasstraat, niet ver verwijderd van het huisje van Ter Steege, bevond zich in de zestiger jaren de Banketbakkersvakschool.
Als er thuis een verjaardag van betekenis te vieren viel, dat was uitsluitend het geval wanneer mijn moeder jarig was, dan werd altijd de hulp van Ter Steege ingeroepen. De oude man had namelijk goede contacten met de leiding van deze vakschool. Desgevraagd, kon hij instaan voor de levering van eersteklas gebak van deze banketbakkers.
De jongens en meisjes die daar werkten, waren natuurlijk niet meer dan bakkertjes in spe. De gebakjes die zij op school in elkaar flansten, waren weliswaar zoet en zacht, maar vooral klein van stuk en goedkoop.
Voor moeders verjaardag werd in de praktijk een week van tevoren een order geplaatst. Dat hield in, dat de oude man op de hoogte werd gesteld van het gewenste aantal gemengde gebakjes. Altijd gemengd, want speciaal gebak was net iets te hoog gegrepen voor de bakkertjes in wording en anders wel te duur.
Wanneer de feestdag daar was, werd ik verzocht de doos met lekkernijen bij de bemiddelaar op te halen.

Hij had mij wel eens gezegd dat, als het zover was, hij op zijn paasbest voor de Heer wilde verschijnen

Voordat ik op de Tomos met de kostbare lading huiswaarts keerde, gaf Ter Steege me in de regel nog even inzage in de gebaksdoos. Hij wilde zich er namelijk van vergewissen dat alles naar wens was.
Heel voorzichtig opende hij dan de doos en knikte instemmend naar de in keurige rijtjes opgestelde gebakjes, mij ertoe bewegend eveneens instemmend te knikken. Helaas ging zijn goedkeuring vaak gepaard met het loskomen van wat druppels uit zijn neus, die een aantal gebakjes bevochtigden. Daarom zei ik daarop dat het wel in orde was, om maar zo gauw mogelijk de doos te kunnen sluiten. Nauwgezet had ik dan wel eerst even de positie van de getroffen gebakjes in mijn geheugen gegrift.
Als ’s avonds de koffie geschonken werd en het tijd was voor de gebakjes, nam ik in zo’n situatie, voordat ik met de doos rondging, alvast mijn taartje uit een veilig rijtje.
Zodra de gebakjes door de visite waren weggewerkt, informeerde ik vervolgens nog even of het goed gesmaakt had en of ze tevreden waren met de inbreng van Ter Steege. Met of zonder druppels, iedereen was altijd even enthousiast. Daarom hebben mijn ouders nog jaren gebakjes bij de Banketbakkersvakschool besteld.

Ter Steege is tachtig jaar geworden. De laatste maal dat ik mijn oude vriend zag, lag hij opgebaard in een kist. Zijn broeders en zusters van het Leger des Heils hadden de laatste weken van zijn leven over hem gewaakt.
Hij was gekleed in zijn nette, donkere pak. Hij had mij wel eens gezegd dat, als het zover was, hij op zijn paasbest voor de Heer wilde verschijnen.
Onder zijn losgeknoopte jasje, droeg hij een giletje. Hieraan was met een zilveren kettinkje zijn eveneens zilveren buikhorloge gehecht. Het zakuurwerk waar hij zo trots op was.
Toen ik op zijn horloge keek om te zien hoe laat het was, sloeg de klok van de Domtoren één uur.
Op het moment dat ik definitief afscheid van Ter Steege nam en hem nog eens aankeek, meende ik te zien dat hij instemmend knikte, ten teken dat het zo wel mooi genoeg was geweest. Op zijn bovenlip, net onder zijn neus, parelde een druppel. Zijn laatste druppel.

Lees hier deel 1 van dit tweeluik.

Website van Bert, zijn facebookpagina.  

Mailen kan naar: albertplomp@gmail.com.

Auteur Bert Plomp
Auteur

Bert Plomp

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *