Het is zaterdagochtend en voorzichtig open ik m’n ogen. Een licht gebonk in m’n hoofd en een mond zo droog als kurk verraden dat het gisteravond gezellig was. Ik pak een glas water van m’n nachtkastje en neem een slok. Als een eerste regenbui na een maandenlange droogte neemt m’n tong gulzig het water op, dat voelt beter. De felle zonnestralen langs de gordijnen verklappen dat het buiten heerlijk weer is. Als ik nog iets van deze dag wil maken, zit er maar één ding op. Ik stap m’n bed uit en trek m’n hardloopschoenen aan.
Binnen enkele minuten loop ik via park Lepelenburg langs de Singel; m’n favoriete rondje om te hardlopen. En ik ben niet alleen. Een bonte stoet van jonge ouders met kinderwagens, fitte vijftigers in dunne zomerjacks en een hele verzameling hardlopers hebben zich langs het water verzameld. Even denk ik dat ik me per ongeluk in een officiële marathon heb gemengd want ongeveer om de minuut kom ik wel een andere hardloper tegen.
Wanneer ik met zo’n andere hardloper oogcontact probeer te maken, gaat me dat maar matig af. Slechts een enkeling kijkt me vanaf een afstandje aan, maar kijkt wanneer we elkaar naderen al snel stoïcijns vooruit.
Wanneer ik langs het terras van Louis Hartlooper (haha, hartlooper) ren, zie ik dat het al vol zit met zonaanbidders en automatisch ga ik netjes lopen. Borst vooruit en mond dicht, je weet immers maar nooit wie er op het terras zit… Maar zodra ik voorbij het terras ben begint m’n lijf te protesteren. Want wie hou ik voor de gek; m’n hoofd bonkt, m’n hartslag zit hoog in m’n keel en via m’n oksels voel ik de alcohol van gisteravond naar buiten geperst worden. Alle spieren in m’n lijf schreeuwen dat ik moet stoppen, maar ik ben nog geen twee kilometer van huis. Ik mag nu niet opgeven en vervolg m’n ronde langs de singel.
Ik kijk naar de hardloper die me tegemoet loopt. Ook hij ziet eruit alsof ie gisteren de bierkaart van Kafé België heeft uitgespeeld. Bij het passeren kijken we elkaar aan en dan… gebeurt er iets wonderlijks! Alsof we beide elkaars coach zijn en midden in de zwaarste wedstrijd van ons leven zitten steek ik voorzichtig m’n duim op, en geeft hij me een bemoedigende, overtuigende knik terug. Een stoot adrenaline knalt door m’n lichaam en vult m’n aderen met nieuwe energie. Voor een paar meter lijk ik te zweven en opeens vind ik de kracht om nog eens extra aan te zetten, ik stuif de singel af en ontwijk behendig een stelletje met een knalgele kinderwagen dat nét iets te breed over het zandpad paradeert.
Tweehonderd meter verder kom ik de volgende hardloper tegen. Het is een dame van rond de 30. Haar gezichtsuitdrukking verraadt dat zij ook wel een kleine mentale boost kan gebruiken. Mijn ogen zoeken die van haar en wanneer onze blikken elkaar kruisen zet ik een grote glimlach op en knik ik bemoedigend met m’n hoofd. Een dankbare glimlach verschijnt op haar gezicht en ik krijg een kleine maar gemeende knik (en wederom een flinke energieboost) terug.
Plots snap ik waarom buschauffeurs en motorrijders elkaar altijd begroeten. Zo’n klein gebaar maakt namelijk een groot verschil. Van een eenzame, vermoeide hardloper verander ik door zo’n begroeting in een soort blanke Churandy Martina op weg naar een nieuw Olympisch record. De rest van mijn ronde maak ik er een sport an sich van om mijn mede-hardlopers met een minimaal gebaar, maximaal aan te moedigen.
Na zes kilometer ben ik weer terug bij Park Lepelenburg en vertraag ik moe maar voldaan mijn pas tot ik een actieve wandelsnelheid bereik. De motiverende vrouwenstem van m’n hardloop app vertelt dat ik onder de 30 minuten heb gelopen. M’n hoofdpijn is weg en ik voel me herboren. Ik denk terug aan mijn eigen Churandy Martina moment en spreek met mezelf af voortaan elke hardloper te begroeten, net zolang tot elke Utrechtse amateuratleet dit voorbeeld volgt.
Met een zucht plof ik op de bank, trek de gordijnen dicht om de reflectie op het televisiescherm tegen te gaan en start Netflix op: kijk, nu heb ik tenminste nog iets aan m’n zonnige zaterdag!
Laat uw reactie achter
Reactie