Ik raas over het Stationsplein richting roltrappen, richting Smakkelaarsveld, richting verlate afspraak. In mijn ooghoek zie ik iets blauws tegen een muur aanliggen. Het is een jas, het is een man, hij lijkt te slapen. Een oude routine neemt het van mij over. Mijn haast is verdwenen, ik stop, draai mijn rug naar de man en haal mijn camera uit mijn tas. Nadat ik hem heb ingesteld, draai ik mij weer om en maak een paar foto’s. Jammer dat hij tegen zo’n fonkelnieuwe spiegelwand ligt, nu sta ik er zelf ook op. Maar hebben is hebben denk ik, een slaper midden op het stationsplein, dat heb ik heel al heel lang niet meer gezien. Het blauwe jack beweegt nu, de man draait zich om en kijkt wat verwilderd om zich heen. Hij heeft mij gevoeld.
De vraag of ik nu iets gewoons of bijzonders heb gezien dringt zich aan mij op. Kan je weer ongestoord een tukkie doen op het drukste plein van Utrecht? In de loop van de dag vraag ik een paar hulpverleners om toelichting. Dat die man daar lag was niet heel bijzonder zeiden ze, al zal hij er niet lang ongestoord hebben gelegen. De bewaking van het stationsplein is immers op hoog niveau. Maar ze beginnen beide spontaan te praten over een ander feit dat zij verontrustend vinden. Midden in zomer ligt de opvang vol en moeten er mensen worden weggestuurd bij de nachtopvang. In de zomer! Dan is het altijd rustig! Ik word onrustig.
Laat uw reactie achter
Reactie