Onderweg naar de Utrechtse Ikea kwam even na drieën een extra nieuwsuitzending op de autoradio. Ik hoorde Clairy Polak vertellen dat er ’twee vliegtuigjes’ tegen de Twin Towers waren gevlogen, de reusachtige torens van het World Trade Center in New York. Spoedig zou de ware omvang bekend worden. Zo heeft iedereen zijn eigen herinnering aan waar hij was toen het gebeurde. Ik ben benieuwd naar de uwe.
In Utrecht ging ik die stralende dinsdagmiddag 11 september 2001 thuis op de Nicolaasweg voor de tv zitten. De brandende torens waren rechtstreeks in beeld met presentatie van Philip Freriks. Ook hij was stomverbaasd bij de schokkende aanblik van de eerste instorting, vlak voor vieren. Later in de middag voegde ik me op de Burgemeester Reigerstraat bij de vaste jongens in Café De Vooghel die verbijsterd naar de beelden bleven kijken, urenlang.
Eigenlijk wilde ik er direct heen als radioverslaggever van de NOS. Het kwam er niet van. Er gingen al snel geen vluchten meer naar New York. Een paar maanden na die elfde september kwam het er toch van. Ik nam mijn intrek in het Chelsea Hotel en ging daarna met de metro meteen naar het rampterrein.
Het hek van St Paul’s Chapel hing vol met zacht ritselende briefjes vol troost, verdriet en aanhankelijkheid, weken na de terreuraanslag van 11 september. Talrijk ook de tekst God Bless America. Het was de herfst van 2001. Er bleven veel mensen vol ontzag bij die boodschappen stilstaan in het gebied van de ingestorte TwinTowers dat Ground Zero was gaan heten. De onheilsterm was in 1946 bedacht door een verslaggever van the New York Times als omschrijving van de rampvlakte van Hiroshima. Er was geen atoombom gevallen in lower Manhattan, maar het werd wel zo beleefd.
Niet ver van de kerk was nog een bijzonder gedenkpunt ontstaan. Het was de etalage van een kledingzaak met broeken en overhemden met een dikke laag stof. Als wolk was het de winkel in geblazen bij het neerkomen van de torens en zo had de winkelier het gelaten. Zonder dragers werden de kledingstukken gestalten die stil demonstreerden tegen de terreur.
Ik was naar New York gevlogen in de donkere tijd na de zomerse onheilsdag. Destijds was ik bezig aan een biografie van het Chelsea Hotel, maar ging ook radioreportages maken over de nasleep van het horroretmaal. De stadsdiensten waren in de krater van Ground Zero behoorlijk gevorderd met het ruimen van het puin. Het was te zien door een opening in de omheining. Er lagen nog een paar steenhopen en dat stalen geveldeel stond nog symbolisch overeind als een macaber geraamte.
Cultuurprogramma Kunststof had me gevraagd om een Stand Up Comedy-avond te bezoeken. Daarvoor ging ik naar de Gotham Comedy Club, niet ver van het Chelsea. Ik zag een opmerkelijk ingetogen show, waarin nine eleven overduidelijk niet werd genoemd. De spelers waren vooral bezig met amusement, in een heftige behoefte aan ontspanning. Ze vertelden na afloop dat ze het onderwerp bewust negeerden. Het was taboe. New York moest weer een avond onbezorgd kunnen lachen.
Zwaar aangeslagen was de stad, een metropool met een diepe wond vlak bij de Hudson. Na een wandeling door Greenwich Village belandde ik in het Meatpacking District. Een groepje kunstenaars zat buiten voor hun atelier. Ik raakte met hen in gesprek.
‘De stad is de stad niet meer,’ zei een man, ‘we voelen ons heel klein. We moeten onszelf terug vinden.’ Hij vroeg naar mijn land van herkomst en op mijn antwoord zei hij: ‘Fijn dat je gekomen bent. Het is goed om steun te krijgen uit Europa. We begonnen ons erg alleen te voelen.’
De mensen hadden Ground Zero in hun hart. Ze lieten zich niet kisten, maar bleven erg op hun hoede
Het was frappant om te merken hoe verweesd deze mensen waren en hoe geraakt. Ze hadden moeite om op te veren, een nieuwe draai te vinden. New York krioelde wel weer van urbaan leven, maar de wereld was niet meer hetzelfde. De mensen hadden Ground Zero in hun hart. Ze lieten zich niet kisten, maar bleven erg op hun hoede. Ze konden steun van buiten gebruiken.
Henk Hofland observeerde het vanuit het Chelsea met grote belangstelling als veteraan van NRC-Handelsblad. Hij was een habitueel in het hotel, het voelde als thuisgrond. Op een frisse morgen nam ik met hem de metro naar het voormalige terrein van de Twin Towers. Na aankomst op het metrostation hield Hofland even stil in de gangen. Hij zei: ‘Ruik je dat? Rotterdam!’
De brandgeur was ondergronds nog heel penetrant. Het deed de oude commentator denken aan wat hij in zijn geboorteplaats als bijna 13-jarig joch had opgesnoven na het bombardement van de Duitsers, 14 mei 1940. We wandelden over Fulton Street en liepen langs Liberty One, de toren die overeind was gebleven aan Broadway. Ongekend, het zicht op de ontstane leemte. Hier was het voorheen vol bewondering omhoog kijken naar de ranke tweeling gebouwen.
Hofland trok een nors gezicht en zei: ‘Die torens waren niet gebouwd om 5000 mensen in te begraven. Elke beschaving bouwt torens, als een gewoon vertoon van trots. Wat een hoogmoed is het, wat een grootheidswaanzin om deze torens aan te vallen. Het blijft een rotstreek. Dat denk ik elk uur wel een keer.’
In het Chelsea Hotel was op de fatale morgen de telefoon gegaan. Achter de balie nam receptionist Jerry Weinstein op. Het was geen belletje voor een boeking. Iets met een vliegtuig tegen een van de torens. De eerste radioverslagen waren nog verwarrend, maar spoedig bleek wat er gebeurd was: ook de tweede toren doorboord. Het hotel was volgeboekt voor de nazomerse modeweek. Uitchecken was er niet bij, deze ochtend. Weinstein merkte dat de stad tot stilstand kwam.
Hoteldirecteur Stanley Bard had matineus bezoek van een televisieploeg uit Zweden voor een reportage over het Chelsea. De journalisten kregen spoedig telefoon, ze moesten direct van onderwerp veranderen. ‘Kom mee naar het dak,’ zei Bard. Toen zagen ze de hoge rookwolken in het zuidwesten.
Weinstein zag hoe waar dat was. Voor een week raakte hij verlamd, als in een soort coma
Op kamer 711 was dichter en professor poëzie en toneel Arnold Weinstein uit zijn slaap gebeld door een vriend uit Michigan. Die zei: ‘Je moet de tv aanzetten, we zijn in oorlog.’ Weinstein zag hoe waar dat was. Voor een week raakte hij verlamd, als in een soort coma.
In kamer 703 zat Willem van Es aan de koffie met zijn vrouw Terry. Hij was een Canadese Nederlander die al 22 jaar in het Chelsea woonde als decorateur van casino’s, restaurants en filmsets. Hij was met zijn kruiswoordpuzzel bezig toen hij op de radio het bericht over het eerste vliegtuig hoorde. Na de melding over het tweede vliegtuig riep hij: ‘Wat is dit voor gek op de radio?’ Het was zes letters, terror.
Het schoot Van Es te binnen dat er een oude reddingssloep van de Marine lag aan de kade noordelijk van de Twin Towers, de NYJ7420FW. Hij haastte zich om er naartoe te gaan. Hij stuitte op de barricades die al waren neergezet, maar in de chaos wist hij een sluipweg en met zijn rappe tong kon hij ook een agent ompraten.
Van Es zag honderden mensen staan op Pier 63, bij Hudson River Park, het einde van de 23rd Street. De dieselmotor van de sloep sloeg aan. Er konden twaalf mensen mee naar Hoboken aan de overkant van de rivier. Van Es stelde hen gerust: ‘You will get wet and dirty, but we will get you there.’
‘Ze hadden iets verschrikkelijks meegemaakt. Je kon niet zeggen: How are you, how was it?’
Het waren kantoormensen die een paar uur eerder aan een zonnige werkdag waren begonnen. Mannen in driedelig pak, dames met hoge hakken en mantelpakken, nu bedekt met het stof van de torens. Eenmaal aan boord van de sloep was de sfeer volkomen onwezenlijk.
Van Es herinnerde zich: ‘Het waren zombies. En wij met die kutboot naar Hoboken. Het is een gek verhaal. Ik ben zeer sociaal, hou van lullen, maar ik had geen durf om iets te bespreken met deze mensen. Ze hadden iets verschrikkelijks meegemaakt, zo luguber, zo obsceen. Je kon niet zeggen: How are you, how was it?’
Het was stil in de sloep, water sloeg over de boeg, het was als een douche, heel surrealistisch voor Van Es. Tot het ongelooflijke gebeurde.
‘Vanaf de rivier zagen we gebouw nummer 7 in elkaar flikkeren. Heel gek, een evenement, met dat Franse woord: fantastique. Die krácht. Het had niets met de realiteit te maken. Die hele banaliteit ervan.’
Die ene vrouw zat erbij, ze droeg zwarte nylons en hield een plastic zak van Chanel stevig op haar schoot. Tientallen verdiepingen was ze met dat ding naar beneden gelopen. Bij het uitstappen van de sloep liet ze hem achter. Van Es zag dat de boterhammen voor de lunch er nog in zaten. Op de kade in Hoboken zeiden politieagenten dat de mensen naar detoxification moesten. Ze hielden rekening met bio-chemicaliën. Zo ging die elfde september voor Van Es voorbij.
‘Het heeft me verschrikkelijk aangegrepen. ’s Avonds heb ik in 703 een halve fles whiskey leeg gedronken. Ik kreeg later last van een kneuzing aan mijn rib, opgelopen bij het uit de boot helpen van de mensen. Niks van gemerkt op het moment zelf. Vier dagen na de aanslagen was ik jarig. We zijn het totaal vergeten. Normaal geef ik een borrel, Nog een maand hebben we met zijn allen als zombies rond gelopen, niet helemaal bij de tijd.’
Jerry Weinstein moest op de fatale dag de klok rond doorwerken achter de balie, zijn aflosser kon niet komen. Er meldden zich mensen die niet meer naar hun huizen in Manhattan konden onder Canal Street, ongeveer de noordgrens van het getroffen gebied. Het Chelsea bood hen kosteloze opvang, ze mochten in de lobby en in de gangen slapen. Scandinavische gasten die per se naar huis wilden pakten de trein naar Canada om vandaar naar Europa te vliegen. De vrij gekomen kamers waren voor de gezinnen uit Zuid-Manhattan die hun huis niet in konden. Uit Europa kwamen nu 30 cancellations per dag. Dat schiep meer ruimte voor dakloze New Yorkers, niet op vakantie in eigen stad waar grijs de mode was geworden.
Weinsteins dochter was verpleegster. Zo snel als ze kon meldde ze zich. Ze bleef maar een nacht. Er waren voor haar vreemd genoeg heel weinig mensen om te behandelen.
Stanley Bard herinnerde zich later: ‘Verschrikkelijk. Afschrikwekkend, deprimerend. Je voelde je hogelijk geweld aan gedaan, dat zoiets kon gebeuren.’
Nog behield hij zijn optimisme. Hij verzuchtte: ‘Ik hoop dat er iets goeds van komt en dat het de wereld zal verenigen.’ Arnold Weinstein zag in december 2001 de beruchte video waarop Osama Bin Laden zit te ginnegappen over het welslagen van de aanslagen – het was met de torens vergaan zoals de leider van Al Qaida berekend had.
‘Het was beangstigend,’ meende Weinstein. ‘Het komt uit een totaal verschillende manier van denken, uit een totaal verschillende wereld. Het is een belediging voor Allah!’
De hopeloze twintig-jarige oorlog in Afghanistan was begonnen. Recentelijk hebben we de afloop beleefd, vlak voor de twintigste gedenkdag van de elfde september. Amerika is nog niet klaar met het karwei. Ik vraag me af waar ik ben als er bericht komt over nieuwe aanslagen.
Foto’s bij dit artikel zijn afkomstig uit Chelsea Hotel, biografie die Jeroen Wielaert over dit befaamde hotel in New York schreef.
Indrukwekkend verhaal!
Mooi verhaal