Opgenomen in de gegraven Noordelijke Oude Gracht is het gedeelte tussen Stadhuisbrug en Bezembrug nog de loop van de oude Rijntak. Utrecht was in de middeleeuwen de belangrijkste handelsstad van de Noordelijke Nederlanden met de Oudegracht als haven. Rond de Buurkerk bevond zich het bloeiende handelscentrum ‘ Stathe’ (aanlegplaats). Onder het stadhuis op de werf stond de stadskraan waarmee goederen in en uit de schepen geladen werd. De hoekige omtrek daarvan is nog te zien rond de boom op het werfterras. Het nabij gelegen Sint Barbara gasthuis was gevestigd in het achterhuis van de huidige Winkel van Sinkel en werd ook wel ‘kranengasthuis’ genoemd, in 1359 gesticht door bakker Ghisebrecht Gheraerd Weddeloepszoon.
Het was bedoeld voor ‘zeventien armer minschen, die noottorftich sijn’ en bood blijvend onderdak aan arme vrouwen. Zij dienden in eigen onderhoud te voorzien en een eigen huishouding te voeren. In de middeleeuwen woonden vrouwen niet zelfstandig. Zij die niet trouwden, niet in een klooster of in een hofje woonden, bood een gemeenschappelijk leven uitkomst. In 1372 werd een deel van het voorhuis voor arme zieken bestemd, later werden er bejaarden gehuisvest. Het achterhuis grensde aan de Neude. In 1435 werd dit als het Sint Laurentius gasthuis aangeduid en was verbonden met het Barbaragasthuis. Het werd in 1817 opgeheven.
De heer Sinkel opende in 1820 de eerste manufacturenhandel in Amsterdam, een groot succes. Er kwamen vestigingen in meerdere plaatsen. Sinkel opende daarmee wat nu een ‘winkelketen’ genoemd wordt. In 1836 kocht hij huis ‘Blijdestijn’ met achterhuis aan de Oudegracht (gasthuis) en gaf architect P. Adams (1778 – 1846) de opdracht om het pand te verbouwen tot warenhuis. Adams was in die periode ook betrokken bij de toenmalige verbouwing van het stadhuis. De industriële revolutie kwam op, de tijd veranderde. Producten werden goedkoper. Nieuw was dat klanten door de winkel konden lopen langs het uitgestalde assortiment en de artikelen in de hand nemen.
In de Winkel van Sinkel
is alles te koop.
Daar kan men krijgen:
Mandjes met vijgen,
Doosjes pommade,
Flesjes orgeade,
Hoeden en petten
En damescorsetten
Drop om te snoepen
En pillen om te poepen
De gevel van het verbouwde pand werd voorzien van 4 kariatiden, ontleend aan het Erechtheion in Athene. Deze gietijzeren beelden werden in Engeland besteld en per schip aangevoerd om door de eeuwenoude Keulse kraan omhoog gehesen te worden. Al bij de eerste ‘dame’ bezweek de kraan onder het gewicht. De kraan kwam niet meer terug. Al snel kregen deze ‘dames’ in de volksmond de bijnaam ‘Britse hoeren’. Het gerucht ging dat als je ze om 12 uur ‘s nachts aan de grote teen kietelde ze hardop giechelden. In 1897 werd het tochtportaal verbouwd en de winkel ingericht als bankkantoor voor de fa. Vlaer en Kol.
De Winkel van Sinkel staat nu bekend als cultureel, culinair restaurant.
In de tijd van Vlaer en Kol werden geldtransporten ook wel geregeld door de PTT.
Bedragen met meer dan 6 nullen werden met zo’n bakfiets met een huif afgeleverd.
Bij grote bedragen fietste er een tweede man naast. Dit is wel een beetje veranderd.