Ze spelen hun eigen stille rol in het Utrechtse stadsbeeld, maar menig voorbijganger neemt ze waar, zonder ze echt te zien. Ze stonden er al lang en ze zullen er nog staan, als die voorbijgangers al lang verdwenen zijn. Monumentale karakters, dat zijn het. Utrechtse Reuzen, voor Luuk Huiskes. Het is de titel van zijn nieuwe fotoboek.
Magie is de kern van de fotografie van Luuk Huiskes (1950). Hij wordt in verband gebracht met het surrealisme van Utrechtse schilders als Joop Moesman en Pyke Koch, maar Huiskes fotografeert naar de werkelijkheid en schept er een droomwereld mee, met heel eigen techniek. Hij deed dat met Utrechtse kunstenaars, nu met die monumentale bomen. Hij werkte er twee jaar aan, in alle jaargetijden, had de tijd om het goeie licht af te wachten, soms wel drie weken. In het boek staan alleen de locaties. Verder geen tekst. De bomen zeggen alles.
De kern? Luuk Huiskes: ‘Het gaat om de ziel, de geest. Je kunt bomen omschrijven met lullige fotootjes en veel tekst, maar ook door hun ziel en geest te laten zien. Ik begon ze te zien als grote reuzen. Als je mensen vertelt over grootheden in de laatste honderd jaar, kijken ze je aan en zeggen ze: “Anton Geesink?” Niemand komt op bomen. Dan zeg ik: “Dat zijn de Grote Wezens van de stad.” Je moet ze wel zien. Het besef van die Grote Wezens, daar gaat het mij om.’
‘We zijn verwend in deze stad’
Ze staan in het verlengde van Huiskes’ lange historie van fotograferen over de hele wereld. ‘Vreemde structuren, magische landschappen. Ik ga niet meer zo de wereld in, maar meer naar binnen toe en dan zie je die Grote Wezens van de stad. Het lijkt voor iedereen vanzelfsprekend dat er grote bomen zijn, maar zo vanzelfsprekend is het niet. Ze zijn wel eerst gegroeid. We zijn verwend in deze stad. Ga maar eens naar een stadje in Amerika, het platteland, dan zie je elektriciteitspalen en verder niets.’

In het boek staan ook historische prenten van bomen die er niet meer zijn. Het zijn grafische afwisselingen op de door Huiskes gefotografeerde bomen, met hun geschiedenis die terug gaat naar diep in de negentiende eeuw. In opdracht van burgemeester Hubert Asch van Wijck verfraaide Jan David Zocher jr. het gebied van de Singels bij de Maliebaan. Huiskes: ‘Die wallen langs de Singel waren een puinzooi. Zocher kon er een park van maken. Het meest populaire van Utrecht. De meeste bomen zijn door Zocher geplant.’
Ze bepalen in hun statigheid nog steeds de negentiende-eeuwse sfeer. ‘Ja, romantisch. Met kronkelende paadjes, boven op onverwachte plekken. Hoekjes met die statige bomen. Ja, ze zijn zo groot…’
Magisch is het haast ontbreken van mensen. ‘Nee, hier en daar. Heel soms vind ik het leuk om mensen in het beeld te laten blijven. Als het nodig is, sta ik vroeg op, of ga ik op een zondag op pad. Het gaat niet om de mens, maar soms kan een mens een onderdeel zijn, zoals jongens op een bankje op de Mariaplaats, met de rug naar me toe.’
Dan die man op bladzijden 66 en 67, het Manenburg, vlak voor de tunnel naar het Ledig Erf. ‘Het is een prachtig breed landschap. Dan zie je dat mannetje daar lopen, precies op de goeie plek. Ik wil in mijn beeld nooit iets overbodigs hebben, wat de aandacht afleidt, of weg trekt.’
‘Ze maken het decor van de stad’
De bomen zijn de persoonlijkheden. ‘Juist, dat zijn de wezens.’
Ze zijn niet uit hun decor gehaald. ‘Nee, ze staan in het decor, ze zijn de meesters in het decor. Ze maken het decor van de stad. Haal die bomen op 66 en 67 eens weg, dan zie je alleen de gebouwen nog staan, de brug en de Singel. Nu staan daar die reuzen.’
De mensen zijn zich er niet echt van bewust. ‘Dat is de essentie van het boek. De mensen vinden het normaal dat er bomen staan. Deze staan er al zeker honderd jaar, sommige al honderdvijftig, de tijd van Zocher. Ze hebben de oorlog overleefd, en veel stadsvernieuwing ook. De Singel moest ooit een snelweg worden. Ik denk niet dat er besturen zijn geweest die bomen echt kapot wilden maken.’
Amelisweerd staat niet prominent in het boek, ondanks de kapdreigingen. ‘Nou, heel klein. Het gaat mij echt om Utrechtse reuzen. Die beroemde eik in Amelisweerd staat op een stukje dat niet van de Gemeente Utrecht is, maar wel eigendom van Utrecht. Het is een politiek iets van jewelste. Het leeft enorm, pas was er nog een demonstratie op het Domplein. Je weet, met onze kabinetten, onze ministers…Dit boek is niet bij uitstek politiek. Het gaat over de geest, de droom, het sprookje. Het laat zien hoe mooi het is, hoe waardevol.’


Mooi verhaal over een prachtboek!