Om een uur of elf ‘s morgens landde het toestel van Transavia op Heraklion Airport. Met uitsluitend handbagage bij me, kon ik me als een haas uit de voeten maken op weg naar mijn huurauto. Zodra al het gedoe met auto- en verzekeringspapieren achter de rug was en ik achter het stuur was gekropen, voelde ik me bevrijd en zette ik koers richting Mirtos, in het zuidoosten van Kreta.
Niet ver van de vlieghaven parkeerde ik zoals altijd de auto op een zijweggetje. Daar kleedde ik me in alle rust even om. Mijn reisplunje maakte voor de komende twee weken plaats voor mijn tropenoutfit. Oftewel, ik trok een sportbroekje en een T-shirtje aan en stapte met blote voeten in mijn sportschoenen.
Voor mij was de vakantie nu pas echt begonnen. Al helemaal, toen ik onderweg een taveerne binnenviel en mijn eerste Griekse salade met vers stokbrood bestelde. Toen mijn bestelling, tezamen met een flesje Retsina, voor mij op tafel stond en ik op de achtergrond mooie, traditionele, Griekse muziek hoorde, voelde ik me weer volledig thuis.
Mijn maaltijden in Griekenland gaan altijd gepaard met het drinken van Retsina. Ik ben gek op die witte wijn met een sterke harssmaak. Je moet voor de consumptie ervan wel een echte liefhebber zijn en onder de Griekse zon verkeren.
Eenmaal in Mirtos aangekomen, om een uur of drie in de middag, zocht ik direct mijn appartement met uitzicht op de Libische Zee op en was het snel uitpakken geblazen. Dat laatste was met zo weinig bagage een fluitje van een cent. Ik had, naast mijn hardloopschoentjes en wat sportkleding, niet veel meer meegebracht dan twee badlakens, een zwembroekje, een paar T-shirtjes, twee shorts en een klein verfrollertje om mijn rug in te smeren. Ten slotte nog een flinke fles zonnebrandcrème en wat toiletartikelen.
Toen die spullen opgeborgen waren, spoedde ik mij naar mijn favoriete taveerne. Deze direct aan zee gelegen drank- en eetgelegenheid wordt sinds jaar en dag gerund door mijn vriend Ioannis Sklavakis.
Nadat ik hartelijk door Ioannis was verwelkomd, nestelde ik me in een gemakkelijke stoel op het terras. Ik deed mijn sportschoentjes uit en liet mijn blote benen over de balustrade van het terras bengelen. Gezeten in de koelte van de schaduw van de blauwe, tentdoeken overkapping van het terras, wierp ik een eerste, verkennende blik op het smalle strand direct beneden voor mij, aan de voet van de promenade.
Mijn vriend had onderwijl voor mij een ijskoud Mythos biertje in een bevroren glas getapt en had daarbij, zoals gewoonlijk, wat lekkere hapjes geserveerd. Voorzien van al dit verrukkelijks, pakte ik mijn boek en ging lezen.
Ioannis Sklavakis ken ik al zo lang als ik in Mirtos kom. Hij is een echte, trotse, eenkennige Kretenzer, die niet licht van een eenmaal ingenomen standpunt af te brengen is. Hij begroet mij altijd met ‘Mister Albert’. Sinds een paar jaar voegt hij er heel zachtjes, om voor mij volstrekt onduidelijke redenen, ‘Einstein’ aan toe. Ik denk dan altijd maar: “Ach, er zijn genoeg mensen, die het met veel minder moeten doen.” Trouwens, het zal wel iets met mijn haardracht te maken hebben. Mijn lokken vormen namelijk de enige overeenkomst, die ik met de beroemde natuurkundige heb.
Naast het feit dat Ioannis altijd veel aandacht besteed aan het serveren van lekkere hapjes en drankjes, is hij een begenadigd bouzouki speler. Heel af en toe, als hij in een goede bui verkeert, tovert hij ’s avonds na het eten zijn bouzouki tevoorschijn. Dan trakteert hij mij op een privéconcert.
Ioannis’ terras is uitgerust met een tiental karakteristieke, blauwe tafeltjes met bijbehorende stoeltjes met een rieten zitvlak. Ieder tafeltje is voorzien van een smetteloos wit tafelkleedje en opgefleurd met een blauw vaasje met vers geplukte bloemetjes. Wat zijn terras verder onderscheidt van alle andere terrasjes is, dat hij her en der een aantal zandstenen objecten voor zijn taveerne heeft opgesteld.
Ioannis beweert zelf dat het kunstobjecten zijn, terwijl die objecten feitelijk niets meer behelzen dan een partij gestapelde, platte, ronde stenen. Die stenen heeft hij, na eerst een gat in het midden te hebben geboord, over een stuk betonijzer laten zakken.
Zoals gezegd, mijn Griekse vriend vindt dat kunst. Omdat ik meer dan eens extreem dure kunstobjecten heb gezien, waarin voor het oog veel minder tot geen creativiteit en energie was gestoken, heb ik zijn kwalificatie nooit ter discussie gesteld. Daarenboven is hij zo overtuigd van het unieke van zijn creaties, dat hij overal op zijn terras bordjes heeft geplaatst met de waarschuwing, dat het streng verboden is om foto’s te maken van zijn ‘kunstwerken’.
Vrijwel dagelijks vanaf een uur of vijf ’s middags nam ik mijn vaste positie in op zijn terras. Zodoende was ik er zeer regelmatig getuige van, dat een passerende, argeloze toerist, ondanks het verbod, toch enkele foto’s schoot van Ioannis’ kunstobjecten. De passant moest welhaast in de veronderstelling hebben verkeerd, dat de waarschuwingsbordjes onmogelijk verband konden houden met de gestapelde stenen.
In zo’n situatie keek ik dan al naar de deur van de taveerne. Hierdoor verwachtte ik elk moment een getergde Ioannis naar buiten komen stormen, om deze achteloze toerist een stevig lesje te leren.
Totaal overrompeld en volkomen sprakeloos, zag ik zo menig sympathieke vakantieganger met de staart tussen zijn benen afdruipen.
Keer op keer trachtte ik mijn Griekse vriend ervan te overtuigen, dat hij op deze wijze geen enkele kans maakte om nieuwe klanten te werven. Dat hij er niet op hoefde te rekenen, dat de persoon in kwestie ooit nog eens bij hem wat zou komen consumeren.
Zoals ik al zei: “Ioannis is niet licht van eenmaal ingenomen standpunt af te brengen.”
Website van Bert, zijn facebookpagina.
Mailen kan naar: albertplomp@gmail.com.
Laat uw reactie achter
Reactie