In deze rubriek vragen we Utrechters keuzes te maken binnen hun vakgebied, maar ook daarbuiten. Vandaag Robert Kalff, eigenaar van Café Kalff aan de Oudegracht.
Ik spreek af met Robbert Kalff in zijn café Kalff. Zoals je van een man die horecagelegenheid runt kan verwachten, staat er direct een perfecte cappuccino voor mij op tafel. Ik kende Robbert Kalff niet, maar zijn Utrecht Canal Pride wel. Hij is de initiatiefnemer en voorzitter van de stichting die het evenement sinds 2017 organiseert. Een feest ‘voor alle letters’, zoals hij zelf zegt. Inmiddels heeft Utrecht de Pride omarmt en kleurt de stad tijdens het evenement roze. Toen deze verlegen en zoekende jongen uit Woudenberg op zijn brommertje naar Utrecht reed en in de homo-discotheek de Roze Wolk terecht kwam, had hij nooit kunnen bedenken dat hij een boegbeeld van de LHBTQ+-gemeenschap zou worden.
De wieg van Robbert Kalff stond in Woudenberg. “Ja, Woudenberg, een dorp in de Biblebelt. Mijn vroege jeugd, tot een jaar of 11, was prima. Op de lagere school is het pesten begonnen, in de laatste klas werd dat alleen maar erger. Je kan je geaardheid nu eenmaal niet onder stoelen of banken steken, het werd van niet leuk tot verschrikkelijk. Mijn moeder was niet verbaasd toen ik haar vertelde dat ik op jongens viel. Zij wist het eigenlijk al eerder dan ikzelf. Ik heb het haar wel kwalijk genomen dat ze er niet eerder met mij over heeft gesproken. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik zeven jaar was en mijn vader is uit beeld verdwenen. Ik heb twee zussen en had een broer. Hij is toen hij vijfendertig jaar oud was door een afschuwelijk motorongeluk om het leven gekomen. Dat was gruwelijk en mijn moeder heeft nog jaren met dit grote verdriet rondgelopen. Toen ik zestien was, ben ik naar Amersfoort gevlucht. Amersfoort, in de jaren tachtig, was zwaar homofoob en ik kwam van niet zo leuk in Woudenberg terecht in nog veel erger.”
“Ik zocht waar ik bij hoorde, maar voelde mij nergens thuis”
“De jongens uit de omliggende dorpen kwamen in het weekend naar Amersfoort om rotzooi te trappen en ik, als flamboyante jongen, was vaak het mikpunt. Ik was zoekende naar een eigen identiteit. Ik probeerde verschillende scenes, ik was een kakker maar ook een New Wave-jongen. Ik zocht waar ik bij hoorde, maar voelde mij nergens thuis. Was een onhandelbaar jongetje en een heel vervelende puber in een wereld waarin niemand me begreep. Ik ging uit in Utrecht en kwam daar terecht in de homodiscotheek Roze Wolk en ontdekte een wereld waar ik thuis hoorde. Ik wilde grimeur worden en samen met mijn moeder ben ik naar de vaste grimeur van de Stadsschouwburg in Utrecht gegaan. Hij zei: ”Doe eerst de kappersschool, want het grimeursvak begint altijd met het haar.” Ik ging naar Amsterdam om daar de kappersopleiding te volgen en daar viel alles voor mij op zijn plek. Amsterdam én de kappersschool, dan heb je wel door waar Abraham de mosterd haalt. Eind jaren 80, begin 90, waren gelegenheden voor homo’s nog niet zo openbaar. Later kwamen de Roxy en de iT, met de iT heeft Manfred Langer ervoor gezorgd dat the scene zichtbaar werd. Het was een soort enclave in de Halve Maansteeg, ons stukje land, waar reguliere mensen niet kwamen.”
“Ik was pas 22 en realiseerde me dat dit leven niet lang vol te houden was”
Ik ging wonen in Utrecht, verhuisde van kamer naar kamer en werkte in het weekend in homocafé Bodytalk. Ik werkte nog even in een kapsalon, grimeur ben ik nooit geworden. Ik rolde de horeca in en dat leven beviel mij wel. In 1992 verhuisde ik naar Amsterdam waar ik een fulltime baan aangeboden kreeg in de horeca, bij The Gaiety, een sjieke gaybar tegenover Hotel L’Europe. Daar heb ik veel geleerd over hoe het wel en niet moet. In the Gaiety kwamen alle bekende Nederlanders met hun toyboys. Nee, ik noem geen namen. Het was daar nooit ordinair of naar, maar ik was wel elk weekend naar de kloten, tot diep in de nacht naar de iT. Ik was pas 22 en realiseerde me dat dit niet lang vol te houden was. Toen kreeg ik alsnog een fulltime baan in Bodytalk met een woonruimte boven de zaak. Ik dacht dat een jaar of twee te doen maar dat werden er zeven. Ik werd diskjockey en draaide op veel gay-evenementen in binnen en buitenland, van gay-vakanties tot gay-cruises. On the side was ik ook vaak gastheer op beurzen en congressen, de wereld van de hospitality lag mij wel. Na 10 jaar het feestleven van DJ vond ik een baan bij Holland Casino als gastheer. Na de tien jaar dat ik een beetje aan het klooien was als DJ en als host, wilde ik wel iets voor mijzelf. Ik werkte in een strandtent, een hotel in Frankrijk, een jachthaventje en een camping in België. Het werd het allemaal niet. In 2002 ging De Roze Wolk/Wolkenkrabber failliet, de Roze Wolk was beneden aan de gracht en de Wolkenkrabber was de locatie waar we nu zitten, maar wel één bedrijf. Alles wat en iedereen die ik kende zat in Utrecht. Zou ik dan toch maar proberen om de Krabber over te nemen? Ik wilde geen club maar wel een café. De Krabber was helaas al vergeven.”
“De laatste lockdown beleefden we samen, alles is leuker met z’n tweeën”
Toen het 4 jaar later weer leeg stond, werd het eindelijk van mij. In 2010 heb ik de sleutel gekregen. In Café Kalff leerde ik ondernemen. Het liep heel goed, ik kon de vruchten plukken van het harde werken en eindelijk een normaal salaris uit de zaak halen. Toen kwam Corona. Tijdens de eerst lockdown vond ik dat niets doen eigenlijk wel lekker. Ik kreeg veel steun van mijn vaste gasten en begon cocktailpakketten te verkopen. Tijdens de tweede Corona-zomer heb ik vakantie genomen en ontmoette ik mijn huidige vriendje. Na 24 jaar een vriendje! De laatste lockdown beleefden we samen, alles is leuker met z’n tweeën. We hebben het hiken ontdekt en behalve een vriendje had ik nu ook een vakantiemaatje. Toen we weer open mochten, was de zaak niet zo leuk meer. Was ik het kwijt? Ik werd onzeker, ik kende mijn gasten niet meer, ik snapte er niets meer van. In twee jaar tijd was er zoveel gebeurd, er kwamen andere mensen. Sommigen waren verhuisd, kregen een hond of hadden hun relatie verbroken. Vonden mensen het nog wel leuk hier? Ik heb er een half jaar overgedaan om dat te herontdekken. Het werd weer heel druk en ik besloot het roer om te gooien. Niet meer zes dagen per week achter de bar. Ik vond bedrijfsleider Marieke die mij veel werk uit handen nam. Ik vul nu de gaten op en draai de leuke diensten. Ik bedacht nieuwe evenementen die weer meer omzet genereren. Met elkaar naar het Songfestival kijken en dat met 3000 man hier in de steeg beleven. Het was een trend die ik goed had aangevoeld. Net als Koningsdag dat een nieuw leven kreeg. Verder heb ik het druk als voorzitter van de Pride. Van de Pride profiteer ik natuurlijk ook met het café, maar daar heb ik het nooit om gedaan. Dit doe ik vanuit mijn hart. Het is zo belangrijk om ons centraal te krijgen en met ons bedoel ik alle letters. Er waren veel sceptici toen ik ermee begon. Is het niet om Amsterdam een beetje na te doen? Maar met de mooiste gracht die je je kan bedenken is dit het beste podium voor alle organisaties. De vier jaar dat we nu bezig zijn, verdubbelde het aantal bezoekers en deelnemers. De hele stad doet mee en het evenement wordt breed gedragen.”
De keuzes van Robert
Muziek
“Mijn jeugdheld was Prince, maar ik ben lang DJ geweest en hou van originele housemuziek, gebaseerd op soul en disco. Als kind hield ik al van Motown en alle house of dance die uit die traditie is voortgekomen, blijft mijn favoriete muziek.”
Film
“Mijn allerleukste film komt uit de jaren ’90. The Adventures of Priscilla, Queen of the Desert. Een roadmovie over twee travestieten en een transseksueel die besluiten met een bus vanuit Sydney naar Alice Springs te gaan, dwars door het binnenland van Australië. Mitzi, één van de travestieten is door zijn vrouw gevraagd om op te treden in het casino waar zij werkt. De bus waarmee ze reizen wordt Priscilla, Queen of the Desert genoemd. De film kreeg een Oscar voor de kostuums. Mijn allermooiste film is Beautiful Thing uit ’96. Het is het verhaal van twee jongens uit een achterstandswijk in Londen, die verliefd op elkaar worden. Hun geaardheid ontdekken en de onwankelbare steun die de moeder van één van de jongens biedt. Een prachtige film met de muziek van The Mamas and the Papas.”
Boek
“Ik lees niet zoveel, maar onlangs las ik Sapiens van Yuval Noah Harari. Hij beschrijft het verhaal van de Homo sapiens vanaf de steentijd tot aan de 21ste eeuw. De centrale vraag is, hoe de mens heeft kunnen evolueren van een onbeduidende soort in een klein deel van Afrika tot de hedendaagse heerser over alle levensvormen wereldwijd. Ik ben dyslectisch maar dit soort informatieve boeken kan ik in één ruk uitlezen.”
Kunstwerk
“Ik ben één keer in het Rijksmuseum geweest en dan moet je naar de Nachtwacht. Dat schilderij deed mij niets, maar toen zag ik het schilderij van Rembrandts zoon Titus aan zijn lessenaar en heb ik staan janken. Dat je zo ontroerd kan raken door een schilderij. Dan het AIDS-monument in Amsterdam aan de De Ruijterkade, het is een telraam en de symboliek is zo treffend. Het Homo-monument in Amsterdam had ik ook kunnen noemen.”
Stad
“Lissabon is een leuke, grote en prettige stad. De stad is gebouwd op zeven heuvels en gedeeltes zijn verwoest door de aardbeving midden 18de eeuw, de wederopbouw bezorgde de stad grote parken en lange rechte lanen. Maar veel van het Moorse erfgoed is bewaard gebleven in oude nog bestaande wijken van de stad. Het is een stad met aardige mensen, lekker eten en je voelt je er vrij. Het is een stad zoals Amsterdam eigenlijk zou moeten zijn.”
Restaurant
“Mijn favoriete restaurant in Utrecht is Brass Het eten is heerlijk en gastvrouw Maartje is goud. Ze weet de goede snaar te treffen. Haar hartelijkheid is echt gemeend. Terroir is fantastisch, Wim Rieff herkent je ook al ben je daar maar één keer geweest. Grace is leuk met simpel Frans bistro-eten.”
Drank
“Wijn is mijn favoriete drank maar geen houtgelagerde wijnen. Ik hou van frisse wijnen zoals Beaujolais. Voor mij jonge, frisse wijnen zonder hout.”
Utrechter
“Hoewel geen Utrechter meer ga ik toch voor Jan van Zanen. Hij heeft zoveel betekend voor de stad maar ook voor de Pride. Hij was een gastheer van, voor en in de stad. Hij wist precies wie je was en wat je deed. Hij was oprecht geïnteresseerd in mensen. Na de Pride ontving ik altijd een handgeschreven briefje van hem met: ‘Robbert, bedankt voor de Pride’.”
Wat zou je doen als je burgemeester was?
“Ik zou het culturele/uitgaansleven wat grootser willen maken,Er is nog maar anderhalve club in Utrecht. Tivoli Vredenburg vreet alles op. Het is te makkelijk om te zeggen: maar we hebben toch TivoliVredenburg? Dat is maar één bedrijf, één locatie die bakken met geld kost met maar één beleid en één bestuur. Daar mag wel meer variatie in komen. De randjes van de stad die zijn er bijna niet meer. Cartesius en Europalaan, die randjes die de broedplaats zijn voor het culturele/nachtleven worden te netjes. De Nijverheid moet je koesteren en niet te netjes maken. Ik merk wel dat de klagende binnenstad bewoner, al is het er maar eentje, best veel macht heeft.”
En hij is nu een onhandelbare en heel vervelende volwassene. Alles ter meerdere eer en glorie van zichzelf.
O, gelukkig, toch nog een sneer naar de klagende binnenstadsbewoner. Zo ken ik hem weer! Hij noemt mensen die kritisch zijn op overlastgevende horeca nog wel eens nazi’s. Fijne vent.