supporters

De rebellen van de Bunnikside: rauw en authentiek

  • Door Redactie
  • |
  • 29 september 2019
  • |
  • 1 reactie

Rellen tijdens de wedstrijd tegen Haarlem in 1976

Het was de meest gevreesde supportersgroep in het Nederlandse betaalde voetbal: De Bunnikside. Waar deze mannen (en enkele vrouwen) kwamen hing de geweldige confrontaties met supporters van de tegenpartij en de plaatselijke autoriteiten in de lucht. Een groep die gevreesd werd en niet ten onrechte.

Vijftig jaar geleden werd de Bunnikside opgericht en het werd tijd voor een boek. Mike Vermeulen (oprichter van de Bunnikside), Remco Kraak (publicist en supporter in hart en nieren) en Danny van  der Linden (journalist en sinds jaar en dag te vinden in Galgenwaard) hadden vanwege hun achtergrond toegang tot alles en iedereen binnen de Bunnikside. Het leverde het vuistdikke boek “De rebellen van de Bunnikside” op. Het zijn geen fijnzinnige verhalen. In meer dan 300 pagina’s lezen we over de groep  fanatieke supporters die onbevreesd en meedogenloos het land onveilig maakten. In de eerste hoofdstukken lezen we hoe FC Utrecht supporters uit verschillende wijken elkaar vinden in extreme clubliefde en langzaam de groep vormen die uitgroeide tot een fenomeen. Niet iedereen was direct doordrongen van het gedrag van de Bunnikside. In het boek staat een verslag van Utrechts Nieuwsblad-verslaggever Louis Engelman die meereisde met een supporterstrein. Hij was getuige van een gewelddadige reis waar tussen alle vechtpartijen door ook nog een trein werd gesloopt. Hij sluit af met de verzuchting: “Veilig thuis. M’n oor suist nog. Voor mij speciale FC Utrecht Express meer. Ik ga wel op de fiets.”

Veel beschrijvingen van ongeregeldheden dus in het boek, maar ook openhartige interviews die getuigen van grote verbondenheid binnen de groep. En onvoorwaardelijke liefde voor de club. Denk aan de periode dat de club aan de rand van de afgrond stond, aan het overlijden van David di Tomasso. Maar ook de steun aan mede-supporters die in een slechte periode verkeren.

Verhalen die alleen verteld worden aan mensen die het vertrouwen van de groep hebben. En dat is daarmee ook de kracht van het boek. De drie auteurs kennen hun pappenheimers en weten het verleden op een rauwe en ook authentieke manier vast te leggen.

Nadeel is dan wel dat alles vanuit het perspectief van de Bunnikside wordt geschreven. En dat levert niet in alle gevallen een zuiver beeld van de geschiedenis op. Zo wordt tegen het einde teruggekeken op het kortdurende ontslag van voorzitter jan Willem van Dop. Een interessante periode omdat toen nadrukkelijk bleek dat de Bunnikside ook grote invloed had op bestuurlijk functioneren binnen de club. De supporters stonden onvoorwaardelijk  achter van Dop en lieten dat blijken door middel van stevige intimidatie van de toenmalige Raad van Commissarissen. In het boek wordt laconiek gedaan over het bezoek dat werd gebracht aan huis van RvC-voorzitter Ben Swagerman. (“een ludieke actie”) In werkelijkheid had dit als doel om hem te laten aftreden. Hetgeen niet veel later gebeurde. Dat alle leden van de Raad van Commissarissen (en een aantal betrokkenen) dagenlang persoonsbeveiliging nodig hadden blijft in het boek onvermeld. Ondanks deze kanttekening blijft de conclusie dat “De rebellen  van de Bunnikside”  een intrigerend beeld biedt van supporters die een unieke plek binnen de Nederlandse supporterswereld innam. We spreken in de verleden tijd, want de rust lijkt al weer jaren teruggekeerd op de bewuste tribune van Galgenwaard. Dat zal veel te maken hebben met doelgerichte aanpak van de overheid maar zeker ook aan de houding van eigenaar Frans van Seumeren. Hij laat zijn handelen niet beïnvloeden door welke supporter dan ook. En daarnaast, de rebellen van het eerste uur zijn ook de jongste niet meer.

Hieronder een hoofdstuk over de periode jaren’70.

De Utrechters gaan het hele land door. Zo heeft Pollie warme herinneringen aan de uitwedstrijden in Maastricht. ,,Daar had je de Angel-side. Die schminkten hun gezicht wit met rood. Dat was wel makkelijk, dan wist je wie je een klap moest geven.” In Maastricht houdt scheidsrechter Donker graag rekening met de Utrechtse supporters: ,,Ik heb mijn best gedaan om de wedstrijd niet uit hand te laten lopen, want ik weet dat de supporters van FC Utrecht een slechte naam hebben.” Eerder die middag is er in het station gevochten en zijn er vernielingen aangericht. Theo vond de politie in Limburg overigens het meest vervelend: ,,Die stonden helemaal strak, het leken wel nazi’s. Ook in Kerkrade en Sittard kreeg je harde klappen.” Waar ze ook kwamen, er gebeurde altijd wel iets. ,,We liepen toen door Maastricht de brug over en de markt op. Je kon direct zien dat Utrecht in de stad was, want de markt zag er heel anders uit dan normaal. Kraampjes lagen omgekeerd en zo, het was weer feest! En Iemand die zijn mond opentrok werd gewoon door een winkelruit gegooid. Ik wilde het rustig houden die dag en liep samen met Jansen rustig door. Op een gegeven moment komen we een groep mensen tegen met van die berenmutsen. Ze waren van zo’n schutterijvereniging”, zegt hij. ,,Er liep ook muziek voorop en ze hadden een geit bij zich als mascotte van de club.” Pollie kijkt rustig toe hoe de groep de hoek om loopt. Plotseling hoort hij rumoer: ,,Ik hoor klappen vallen en mensen ‘au au’ roepen”, zegt hij. ,,Ik zie vervolgens een groep Utrechters de hoek om komen met die geit.” Nu is het zo dat de Utrechters dat weekend een hotel hebben geboekt in Maastricht. Als supporter Hans die nacht wakker wordt van een vreemd geluid op zijn kamer, doet hij de lamp aan en kijkt hij recht in het gezicht van de mascotte van de schutterij.

( ) Tegenstand is er in die jaren ‘70 eigenlijk nog nauwelijks. Meestal zijn het de Utrechters die de klappen uitdelen. Volgens Theo had alleen Feyenoord een aardige groep: ,,Daar konden we aan de bak.” Andere supportersgroepen komen wel eens in het nieuws, maar nooit zo gewelddadig als de aanhang van FC Utrecht. MVV-supporters richten schade aan in een trein op de terugweg van Utrecht naar Maastricht, maar een echte confrontatie durven de Limburgers niet aan. In die tijd is er altijd tweewekelijks een Nederlandse burgemeester die de komst van FC Utrecht en haar supporters met angst en beven tegemoet ziet. Als Ajax en Feyenoord komen, verloopt het voetbalweekend meestal een stuk gemoedelijker. Niet voor niets wordt Utrecht de stad waar het allemaal begonnen is genoemd.

Het boek is hier te bestellen.

Auteur Redactie
Auteur

Redactie

Laat uw reactie achter

Reactie

1 reactie

  • Joep schreef:

    Ik heb het boek gelezen en mijn complimenten aan de auteurs. Het geeft een mooi inkijkje in de wereld van deze supporters. Maar ik deel de opmerking hierboven over de rol van de Bunnikside bij het conflict rond van Dop. Dat zij voor hem kozen kan ik billijken. Van Dop was een matige maar populaire bestuurder die veel wist van de Bunnikside maar zijn handen daar echt niet aan ging branden. Dit in tegenstelling tot zijn voorganger Martin Sturkenboom. Maar de steun aan Van Dop betekende ook steun aan de sponsor Phanos. Deze vastgoedonderneming wilde de club overnemen en Galgenwaard verplaatsen naar de rand van de stad. Als het inmiddels failliete Phanos (toen dus gesteund door de harde kern) zijn zin had gekregen was er van de club niets overgebleven. Godzijdank dook Frans van Seumeren plotseling op.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *