Slavernij behoorde tot de groothandel in havensteden als Amsterdam, Rotterdam en Middelburg. Ook in Utrecht verdienden ze er grof aan. Door de excuses van burgemeester Sharon Dijksma kwamen ze weer boven, de vuile handen van de Utrechtse Compagnie die langdurig onderbelicht waren gebleven. Met deze late kleurbekenning hoort Utrecht er nu ook bij, in de ongekend dubieuze inclusiviteit en diversiteit van die donkere eeuwen vol rijkdom over de slavenruggen.
Utrecht heeft de afgelopen halve eeuw genoeg kritische geesten en demonstranten gehad, maar ik kan me niet heugen dat ze samen kwamen om standbeelden van hun sokkels te sleuren. In de Domstad hadden ze nooit reden voor een gedenkteken voor Jan Pieterszoon Coen, de in Hoorn geboren gouverneur in Oost-Indië, bijgenaamd slachter van Banda na de onthoofding van tientallen dorpshoofden. Er kwam ook geen beeld van Jo van Heutsz, geboren te Coevorden, ook al een moordenaar in het verre Oosten, vooral in Atjeh.
Na de excuses van burgemeester Dijksma is het sterk de vraag of de JP Coenstraat, dan wel de Van Heutszstraat in Utrecht niet beter kan worden herdoopt in Melody Deldjou Fardstraat, het raadslid van Groen Links dat op 30 juni 2021 al om excuses van de gemeente Utrecht vroeg. Aanleiding was de verschijning van een rapport over het slavernijverleden van de stad, uitgevoerd na een motie van DENK, Groen Links en de ChristenUnie. Daaruit werd helder dat Utrecht en instellingen als kerken en musea zowel formeel en informeel meer belangen hadden bij koloniale uitbuiting dan tot dan werd vermoed. ‘We moeten niet wegkijken,’ zei Deldjou Fard.
Dat is dus precies wat in Utrecht tijden lang is gebeurd. In plaats daarvan haalden ze jaarlijks de Sint binnen aan de Weerdsingel, tot ze ook in Utrecht over de kleur van zijn knechten begonnen. Nadere bestudering van de geschiedenis leert dat de gemeenteraad in de 18e eeuw bestond uit een Vroedschap van belanghebbende in het commercieel verkopen van mensen met een zwarte huid. Zij legden de basis van de oprichting van de Utrechtse Compagnie die direct betrokken was in de business die destijds vooral werd beoordeeld voor zijn winstgevendheid. Geen Utrechter die maalde om de onmenselijkheid ervan.
De betrokkenheid van Utrecht in het koloniale systeem was kleiner dan in Amsterdam, maar groot genoeg voor de bijstelling van het beeld van het aandeel erin. Dat was het oordeel van de geschiedkundige onderzoekers Nancy Jouwe, Matthijs Kuipers en Remco Raben. De Staten van Utrecht spoorde in 1721 aan tot de oprichting van de Compagnie die ging delen in plantages en slavenhandel. Het is ook onbekend, omdat er geen voorstelling mogelijk was van driemasters, uitzeilend vanuit een Utrechtse haven. Maar veel Utrechtse bestuurders hadden grote persoonlijke belangen bij zowel de VOC, als de WIC. Utrecht was oververtegenwoordigd in hoge koloniale ambten, dankzij de universiteit en de adel in de stad.
Hier komt de naam boven van Hendrick van Asch van Wijck. Als lid van de Vroedschap en bestuurder bij de WIC stond hij aan de basis van Surinaamse plantages. Hij was de opa van de latere Utrechtse burgemeester Hubert Matthijs van Asch van Wijck. De inwoners van de naar hem genoemde kade hoeven nog niet direct te vrezen voor een adreswijziging.
In het onderzoek verschijnt ook de naam van Belle van Zuylen – precies het symbool van intelligentie en emancipatie. Het kapitaal van de schrijfster was voor 40 procent geïnvesteerd in het koloniale bedrijfsleven. Dat maakte een luxe literair leven mogelijk.
Het slavernijverleden van de stad is verbazend, maar niet verbijsterend. Utrecht kan onmogelijk níet gedeeld hebben aan de schaamteloze verrijking van toen. Net als Amsterdam. Rotterdam en Middelburg heeft de stad er een paar honderd jaar profijt van gehad. Sharon Dijksma is nog maar net burgemeester, maar in die functie komt ze knap laat met de verontschuldigingen. In Middelburg staat sinds 2 juli 2005 het slavernijmonument van Hedi Bogaers. Op zijn vroegst in 2023, het herdenkingsjaar voor 150 jaar afschaffing van de slavernij, moet in Utrecht zo’n monument worden onthuld.
Laat Sharon Dijksma er een zwart doek van af slepen.
Mij is niet helemaal duidelijk wat de betrokkenheid van mijn ouders, van mij of van mijn kinderen bij deze periode is geweest. Maar hoe dan ook, mijn excuses. Zo goed?
Wat de Sint hiermee te maken heeft, begrijp ik niet.
Ecuses kosten geen geld. Een bij Utrecht passend historisch museum wel. Straks bijna een half miljoen inwoners, een geschiedenis van 2000 jaar en dan geen plek hebben waar op de juiste wijze aandacht kan worden gegeven aan de geschiedenis van Utrecht. Want er zijn behalve dit deel van de geschiedenis nog wel meer onderwerpen die de aandacht verdienen.