In deze rubriek vragen we Utrechters keuzes te maken binnen hun vakgebied, maar ook daarbuiten. Vandaag Jerry Goossens, auteur en columnist bij het AD/UN.
Ik heb bij Jerry Goossens thuis afgesproken. Voor mijn rubriek leg ik, voorafgaand aan het gesprek, de geïnterviewden altijd de keuzes voor. Wat zijn de keuzes van Jerry Goossens? . “Ben je er uitgekomen?”, vraag ik hem. Voor een man die vijf dagen per week in het AD/UN zijn mening paraat heeft, lijkt dat een eenvoudige vraag. Het blijkt anders. Het was bijna onmogelijk, ik heb er van wakker gelegen. Favoriete muziek, boek, film? Het is eigenlijk niet te doen.” Dat een slapeloze nacht tot mooie keuzes kan leiden, leest u hieronder.
Jerry Goossens (59): “Ik ben geboren op de Keizersgracht in Amsterdam, in de turbulente jaren zestig. Het Amsterdam van de provo-rellen. Mijn moeder kon smakelijk vertellen hoe zij als een bleu meisje uit Maastricht, zij was twintig toen ze mij kreeg, met de kinderwagen bij het Weteringcircuit tussen de sekswerkers zat. Zij luisterde naar hun verhalen en om er een beetje bij te horen verzon zij een echtgenoot die haar mishandelde. Om later met enige schroom toe te geven dat ze alles verzon. Toen mijn zusje werd geboren was de etage aan de gracht te klein. Mijn ouders besloten naar Breukelen te verhuizen. We kwamen daar terecht in een net opgeleverde nieuwbouwwijk met andere gevluchte Amsterdammers. Zo’n buurtje waar de achterdeuren open stonden en je de buren oom Flip en tante Von noemde. In die periode werd mijn moeder gegrepen door de antroposofie en moest de opvoeding van mij en mijn zusje ook volgens de leer van Rudolf Steiner verlopen. De Vrije School hoorde daarbij, maar die was in Zeist. Iedere dag gingen mijn zusje en ik met de trein naar Zeist. Daar bracht een busje ons van het station naar school.”
“Ik wilde weg uit dat enge sektarische milieu, waar geleefd werd volgens de regels van een racistische goeroe”
“Het reizen bleek te belastend voor ons en mijn ouders verhuisden voor de school naar Zeist. Ik deed de lagere en de middelbare school op dit rampzalige antroposofische instituut. Na 12 jaar deed je geen eindexamen maar kreeg je enkel een getuigschrift. Voor mij stond daarin te lezen: Jerry heeft geen flikker uitgevoerd op school of iets van gelijke strekking. Ik kwam van school en kon niets, ik had niet leren rekenen en beheerste de Nederlandse spelling niet. Wel wist ik alles van de Edda en kon ik herfsttafels maken. Ik wilde weg uit dat enge sektarische milieu, waar geleefd werd volgens de regels van een racistische goeroe. Ik ging twee jaar naar het Herman Jordan Lyceum om toch nog een diploma te halen. Ik was negentien toen ik eindelijk van school kwam en ging naar de School voor de Journalistiek in Utrecht. Daar heeft docent Aleid Truijens mij onder haar hoede genomen en mij eindelijk leren spellen. Ik verkeerde in de veronderstelling dat iedere journalist wel het manuscript van een onafgemaakte roman in zijn bureaula had liggen. Dus ging ik aan de slag met een boek.
“Ik denk niet dat een uitgever ooit een manuscript heeft ontvangen met zoveel taalfouten”
“Ik leverde het manuscript van mijn eerste roman “De Lokroep van de Mossel” in. Ik denk niet dat een uitgever ooit een manuscript heeft ontvangen met zoveel taalfouten. Mijn roman ging over een seksverslaafde jongeman en ik denk dat ik nu gecanceld zou worden. Want was is de lokroep van de mossel ? “Neuken!”. Er was veel aandacht voor mijn boek en mijn debuut is belangrijk voor mijn carrière geweest. Door ‘De lokroep’ ben ik terechtgekomen bij Het Utrechts Nieuwsblad. In die tijd was Henk Westbroek de stadscolumnist. Hij vocht zijn zakelijke conflicten met onder meer Cees Eyrond uit in de krant. Hij had zijn politieke partij ‘Leefbaar Utrecht’ en zijn politieke mening verkondigde hij ook in de krant. Henk moest weg en ik ben hem opgevolgd. Dat is nu zo’n dertig jaar geleden. Na de SvJ heb ik nog even geschiedenis gestudeerd en kreeg ik het aanbod om bij Trouw te komen. Daar werkte ik mee aan de jongerenpagina Zanzibar. Bij Trouw vond men het geweldig dat de jongste bediende een roman had geschreven en Rob Zoutberg zou mij interviewen.”
“We werden starnakel bezopen en het interview leidde mijn vertrek bij Trouw in”
“We bedachten om tijdens het interview een kroegentocht door Utrecht te maken. We werden starnakel bezopen en het interview dat eruit rolde kon de hoofdredactie niet bekoren. Het leidde mijn vertrek bij Trouw in. Ik kon als popjournalist bij Het Parool aan de slag in de tijd dat Matthijs van Nieuwkerk net hoofdredacteur was. Ik wilde een beetje vastigheid, maar een freelance contract zat er niet in. Mijn achtergrond was de Punk scene, die stroming betekende commercieel niets, het was een subcultuur. Vanuit Amerika kwam de Punk opzetten met bands als Green Day en Offspring, die miljoenen platen verkochten. Hun label Epitaph zat in Los Angeles en ze wilden ook een vestiging in Europa. Daar heb ik twee jaar gewerkt. Ik had mijn tenen in het water van de journalistiek gestoken, maar ik was er ook weer uit. Ik werd teruggevraagd bij Het Parool op de kunstredactie en daarna naar de Nieuwe Revu om de entertainment redactie te leiden. Daar schreef ik over entertainment, films en popmuziek.”
“Het AD zocht een dagcolumnist en ik wist wel wie dat zou moeten worden”
“Ik werd adjunct-hoofdredacteur en vertrok na een jaar. Ik had nog steeds de zaterdagcolumn bij het Utrechts Nieuwsblad. Ik ging koffie drinken met Arjeh Kalmann, toen de hoofdredacteur en hij vertelde dat het UN een ochtendkrant zou worden. Ze waren nog op zoek naar een dagcolumnist, ik wist wel wie dat zou moeten worden. Het UN werd het AD en 11 jaar lang schreef ik voor de landelijke editie van het AD, met een wisselende cast. Daarna ben ik voor de regionale editie gaan schrijven over de regio en vooral over de stad Utrecht.
Inmiddels heb ik vijf romans en wat non-fictie geschreven. ‘Het grote ouwe lullen boek’ is mijn grootste commerciële succes tot nu toe. In het voorjaar verschijnt er een boek met dezelfde thematiek : ‘Hij/Hem’ een vervolg, over mannelijkheid in de 21ste eeuw. ‘Het grote ouwe lullen boek’ is uit persoonlijke interesse geboren. Zelf ben ik op mijn veertigste gestopt met roken, ben gaan hardlopen en merkte dat het steeds beter ging. Ik dacht altijd dat je na je veertigste alleen maar af kon takelen. Samen met oud-FC Utrecht clubarts Frank van Hellemondt, dokter Frank in het boek, heb ik ‘Het grote het ouwe lullen boek’ geschreven over leeftijd en leefstijl. Het behandelt thema’s die iedere man van middelbare leeftijd aangaat. Het bleek een ideaal cadeau voor Vaderdag. Ik schreef: “Het gejuich was massaal”, een boek over Punk en “Ingeborg”, waar ook de nodige aandacht voor was.”
“Ik leef mijn hele leven al van de pen en kan nog steeds blijven publiceren”
“De roman is morsdood. Voor sommige buitenlandse auteurs, zoals Sally Rooney en boeken over Johan Derksen, rennen mensen nog voor naar de boekenwinkel. Maar de lezers van NRC en de Volkskrant blijven op hun reet zitten wanneer er een boek van Grunberg verschijnt. Dat het ouwe lullen boek in bestseller top 60 binnenkwam was leuk, maar het is niet het schrijverschap dat ik voor ogen had, toen ik mijn eerste roman schreef. Ik leef mijn hele leven al van de pen en kan nog steeds blijven publiceren.“
De keuzes van Jerry
Muziek
“Muziek is en was voor mij alles. Er was niets anders om aan het oerburgerlijke Zeist en het antroposofen-milieu te ontsnappen. Punk barstte los met de Sex Pistols en The Clash. Dat was mijn muziek, de muziek van voor 1977 was kut, dit was mijn sound. Sex Pistols die riepen “we’re not into music, we’re into chaos”. Het idee dat je niets hoefde te kunnen, dat honderd jaar muziekles niet nodig was. In de garage van mijn ouders hing ik een gitaar om en maakte muziek. Er waren rond 1980 tientallen punkbandjes, waarin jonge gasten zaten die, dat adagium van de Sex Pistols indachtig, vonden dat de kennis van drie akkoorden wel genoeg was om een punkband te beginnen. Op de Utreg Punx-ep, staan vijf van die bands : Lullabies, Rakketax, The Ex, The Nixe en Noxious. Daar kwam geen platenmaatschappij aan te pas. Alles was “do it yourself”. Zij opereerden buiten de gebaande paden van de gevestigde muziekindustrie en deden alles zelf: platen maken, optredens boeken etc. Punk was Cobra in muzikale vorm. Anarchisme in de praktijk. Veel later, in de jaren Nul, heb ik als muzikant een levenslang ACU-verbod gekregen. Iemand klom op het podium, viel over mijn drumstel terwijl ik aan het spelen was, die heb ik toen met een microfoonstandaard van het podium geslagenen De bassist gooide zijn bas erachter aan.”

Film
“Ik kan ‘The Godfather’ noemen of ‘Apocalypse Now’, maar daar is alles al over gezegd. Ik heb een Cinéville-pas en iedere woensdag ga ik met twee vrienden naar de film. Het is een avontuur, we weten nooit waar we terechtkomen. We gaan niet naar de blockbusters, meestal kijken we naar een filmhuis-film. De films zijn niet altijd fantastisch, maar wel interessant. De film die wij alle drie geweldig vonden was ‘Anora’, dat kan een klassieker worden. Een vrolijke film over een sekswerker in New York, zij komt een losgeslagen puber uit een steenrijke familie tegen. Hij woont in een appartement in een bewaakte compound en alles straalt een ongelofelijke rijkdom en decadentie uit. Ze besluiten naar Las Vegas te gaan en daar te trouwen. Zijn vader, een steenrijke oligarch, en zijn moeder willen dat het huwelijk ontbonden wordt. Je wordt voortdurend op het verkeerde been gezet. Actrice Mikey Madison spat van het scherm, zij verdient een Oscar.”

Boek
“Op dezelfde manier bijna onmogelijk. Ik kies voor ‘Aan het einde van de oorlog’, een verpletterende roman van Bert Natter. Tegen het einde van de oorlog raakt het zoontje van kampcommandant Karl Zehlendorf vermist. De kanonnen van het Russische leger zijn in de verte al te horen en de Duitsers beseffen dat de oorlog bijna voorbij is. Toch moet Karl op zoek naar zijn zoontje. Natter koos voor een vorm waarin steeds geswitched wordt tussen dertig verschillende personages, zonder dat het verwarrend is. Het is fictieve oral history. literatuur in 3D. Vanaf bladzijde 1 word je gegrepen. Natter laat zien dat hij het vak beheerst, het is de apotheose van zijn schrijverschap: Je ziet dat al zijn eerdere werk in dit ultieme boek moest resulteren. ‘Aan het einde van de oorlog’ verschijnt 30 januari.”

Kunstwerk
“Op vakantie cross ik Europa door met mijn wederhelft en bezoeken we zoveel mogelijk musea, van klein tot groot. Laatst waren we in Antwerpen in het Museum voor Schone Kunsten. Ik werd getroffen door een laat middeleeuws schilderij van Jean Fouquet: Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen. De rode en blauwe engelen zitten op bijna Escheriaanse wijze in elkaar, waardoor het schilderij meteen iets moderns krijgt. Het is een wonderlijk en bijna erotisch schilderij. Maria afgebeeld met een blote, roomwitte siliconen borst. Alsof het gisteren geschilderd is.”

Stad
“Napels. Wij gaan vaak naar Italië en dan zijn de steden zoals Florence en Siena fantastische steden met hun bouwwerken en de musea. Maar in Napels werd ik overweldigd door de rauwheid van de stad. De stad werd gesticht door de Grieken en de fundamenten vind je nog steeds terug. In de loop der tijd werd er op deze fundamenten verder gebouwd, kerken en stads palazzi met donkere binnenplaatsen. De stad oogt vervallen, alles brokkelt af of is beklad met graffiti. Maar achter een deur die je toevallig opent, kan je de allergrootste schoonheid aantreffen. Zo zagen we De gesluierde Christus, gehouwen uit één stuk marmer. Door de lijkwade zie je het gezicht van Christus, transparantie in steen. Italiaanse steden zijn allemaal mooi, maar Napels laat zich met geen enkele stad vergelijken.”

Restaurant
“Concours: fine dining in een losse sfeer. De groentegerechten van Chef Alex Zeelenberg zijn fantastisch. We gaan er graag om half één lunchen en rollen dan om vier uur naar buiten. Je moet de rest van de dag dan niets meer te doen hebben.”

Drank
‘Negroni. Een derde Gin, een derde Vermouth en een derde Campari, aangevuld met een hoop ijs. Ik las ooit over een Amerikaanse TV-ploeg die opnames maakte in Florence en pitchers met Negroni had gedronken. De volgende ochtend werden ze wakker in een totale onttakeling.”

Favoriete Utrechter
‘Mijn kinderen zijn mijn favoriete Utrechters. Ik ben nooit ergens echt geaard en ik benijd mensen die hier al generaties lang wonen. Mijn bijdrage aan de stad: drie geboren en getogen kinderen. Ik wil ook Tim van den Hoed noemen. Tegen het tij in begint hij een boekwinkel en de zaak is een succes. Voor mij als schrijver is het zo belangrijk dat jonge mensen cultuur in leven houden.”

Wat zou jij doen als je burgemeester van Utrecht was?
“Als burgemeester heb je niets te vertellen. Dus ik ook niet. Maar ik vind Utrecht wel erg aangeharkt en braaf. We zouden wel iets meer Napels kunnen gebruiken.”
Voor mij is Jerry Goossens de reden om het AD te lezen.
Jerry Goossens is een geweldige columnist. Ook voor ons de reden om het AD te lezen. Zonder hem zou de krant lastiger te verteren zijn!
“Zuurpruim eerste klas met koperen fluit van verdienste.”
Er is geen columnist in Utrecht die zo scherp de fabeltjes van links weet door te prikken. Ga hier vooral mee door!
Als deze scherpe/ niet meeloper
columnist weg is of gaat
zeg ik het abonnement AD op.