Als Europa zich nog midden in de eerste coronagolf bevindt, ontstaat in Parijs al het plan om de Tour de France dit jaar alsnog te verrijden. Niet in juli, maar in september en met strikte maatregelen. Utrechts Tourmastodont Jeroen Wielaert kroop in het zog van de ‘Covid-Tour’ en schreef er voor wielertijdschrift de Muur een boek over: Tour Masqué.
De Muur hoofdredacteur Bert Wagendorp grapt achterin het boek: “Jeroen Wielaert is al jaren positief op het tourvirus.” Wanneer vond die besmetting plaats?
“Dat weet ik nog wel. Dat was in 1967, toen ik nog maar elf jaar oud was. Het was de tijd dat Ajax internationaal in opmars was en Nederland ontzettende leuke renners als Jan Janssen en Gerben Karstens voortbracht. Ik was toen al gefascineerd door de demarrages op het eind van een vlakke rit en de fenomenale beelden van afdalingen in de bergen. Achteraf gezien waren de plakboeken die ik toen maakte misschien wel mijn eerste journalistieke leerschool.”
Je stond zelfs aan de wieg van de Tourstart in 2015 in Utrecht.
“Ik zat op 5 januari 2002 in wat toen café de Vooghel heette in de Burgemeester Reigerstraat, samen met Jan Fokkens. Ik had er al vaker over nagedacht: de Tour organiseren in Utrecht. Toen hebben we op twee bierviltjes een inventarisatie gemaakt van de bedrijven in Utrecht die zouden kunnen werken. Na een kwartier dacht ik: dit is geen kroegpraatje meer maar dit kán.“
En het kon echt…
Na een lange weg van elf jaar lobbyen was het eindelijk gelukt, culminerend in het feest van de départ in een provencaalse hitte. Iedereen van binnen en buiten Utrecht was verenigd in de complete dolle vreugde van de Tour in de stad. En dat werkt nog steeds door. Oud-burgemeester Jan van Zaanen heeft me wel eens verteld dat als hij in het buitenland kwam, tot aan het Midden Oosten aan toe, zijn gesprekspartners altijd als eerste begonnen over de Tour in Utrecht.”
Wanneer maakte je de Tour voor het eerst mee?
“Halverwege de jaren ’80 ging ik voor Veronica Sportradio voor het eerst mee in een volgauto. Ik zag toen al de mannen van de NOS bezig aan de finish en dacht: ‘maar jee, dat kan ik ook!’. Ik ben niet een typische finish verslaggever, de motorman. Was toen eigenlijk al meer bezig met andere onderwerpen dan de koers alleen: items met mekaniekers en verzorgers, over klimmen en dalen. Dat viel ook bij de NOS op dus vanaf 1989 liep ik er elke zomer rond met een zender voor de NOS. Dat heb ik meer dan 25 jaar gedaan.”

Dit jaar ging je voor het tijdschrift de Muur naar de ‘Covid-Tour’. Hoe ontstond dat plan?
“Het begon eigenlijk met een telefoontje van Bert Wagendorp. Dat was eerlijk gezegd een onverwachte verrassing, want ik was eigenlijk bezig om me terug te trekken uit de Tour de France. Het was het begin van de coronatijd en de wereld was in crisis. Bernard Hinault noemde het niet voor niets een ‘putain de maladie’, vrij vertaald ‘een kreng van een ziekte’. Het plan om de Tour na de zomer alsnog door te laten gaan was een behoorlijk beladen gegeven.”
Waarom moest die Tour zo nodig alsnog doorgaan?
“Je moet begrijpen de Ronde van Frankrijk meer is dan een groot sportevenement. Voor Frankrijk is het naast cultureel erfgoed een onmisbaar reclamepodium. Bovendien, voor de Fransen is het een zomers uitstapje. Zie het als de Elfstedentocht, maar dan drie weken lang. In zekere zin had Frankrijk precies dát nodig na maanden van confinement. Nu konden de mensen buiten gaan kijken naar het wonder van de tour.”
De tour moet als een cordon sanitaire door het land. Je schrijft: “Waanzin, waagstuk, wonder? Riskant, roekeloos, rigoureus?” Welke was het?
“Vlak na de Tour leek het erop dat een groot sport evenement organiseren in de buitenlucht wel te doen moet zijn, maar dan met hele drastische maatregelen. Als we nu terugkijken vanuit een sterk opwellende 2e golf is het eigenlijk een wonder dat we Parijs hebben gehaald. Dan is de tour toch echt een waagstuk geweest, een grootschalig medisch experiment. We gaan ons deze tour herinneren als een mirakel midden in de Covid-tijd.”
Je citeert de Franse schrijver Tristan Bernard die schrijft: “als de tour langskomt, komt Frankrijk de deur uit.” Wat is een tour zonder publiek?
“Dat viel eigenlijk heel erg mee. Het begin in Nice was misschien nog niet zo feestelijk, maar later merkte ik toch wel degelijk een omslag. Het tegenstrijdige was: het publiek was er niet met duizenden, maar het wás er wel. Het enige wat je nergens zag waren de toeristen, de Nederlanders. Maar voor veel Fransen was de Tour ook een duidelijke afleiding van het virus. Ik heb veel kranten gelezen en de strekking was eigenlijk tot en met Parijs: Plus confidentiel, pas moins animé. Meer onder ons, maar niet minder sfeerrijk.”
Hadden de beperkingen ook invloed op je werk als journalist?
“Je merkt dat de ploegen terughoudend waren om journalisten toe te laten. Ik moest een andere werkwijze toepassen maar het hinderde me niet. Ik wilde breder kijken dan de sport, de veelgelaagdheid van een groot evenement beschrijven. Dan vertrouw je op je feitelijke waarneming: goed uit je ogen kijken, rondlopen in het village départ, de Franse kranten lezen.”
Je schrijft “in dit geval is er ook vrijheid genoeg voor een ‘Tourdier’, zij het met duidelijke beperkingen en minder vrolijkheid – dat onbevangen, ouwejongensachtige esprit.”
“Wij van de media wisten over het algemeen niet waar de hotels van de renners waren. Toch reed ik er af en toe toevallig langs. Dan wordt je aanvankelijk weggestuurd door een beveiliger, die dan niet ziet dat je schielijk achter de bus gaat posten. Zo kreeg ik uiteindelijk toch de teambaas van Jumbo-Visma te spreken. Het is jammer dat ik bijvoorbeeld niet één op één iets kon doen met Tom Dumoulin, maar door te bellen en te posten krijg je toch af en toe iets voor elkaar.”
Er waren wielerfans die dachten dat Tom Dumoulin wel eens de Tour kon gaan winnen
“Het was miraculeus geweest als Tom de Tour had gewonnen. In de opstelling van de ploeg was hij eigenlijk al vanaf het begin niet de aangewezen man. Nadat hij zichzelf had opgeblazen op de flanken van de Peyrisoude kreeg hij te maken met de slagersbotheid van de sociale media. Blijkbaar vinden we het dan normaal om hem tot zijn sokken af te branden. Dan zie je dat ‘het supportersvolk’ een mate van beschaving mist.”
Het werd een strijd tussen twee Slovenen: Primoz Roglic en Tadej Pogacar
“Aanvankelijk werd gedacht dat Corona ook sportief mee zou spelen. Titelverdediger Bernal zou overtraind zijn. Beide Slovenen waren met geld van de bond uit een lockdown in Monaco gehaald om in Slovenië te kunnen trainen. In de praktijk had de uitslag niks te maken met Covid of topvorm. Alles wat zo secuur was berekend door Jumbo-Visma kreeg te maken met een moeilijk berekenbare variabele. Pogacar heeft drie weken met het Nederlandse team meegereden, hij was in feite de negende renner van Jumbo-Visma. De tour werd uiteindelijk een machtsstrijd van de jeugd, Sloveense vreugde en een jonge, onbekende winnaar.”
Een medewerker van de Tour neemt afscheid met “Tot volgend jaar in Brest, maar dan zonder dit” terwijl ze op haar masque wijst. Ga je weer?
“Ik ben nu vooral voldaan dat ik dit gedaan heb. Ik ben niet meer de jongen die plakboeken maakt, maar hoe dan ook in de zestig. Te midden van de jongere generatie wielrenners die nu aantreedt was ik een grijze lone wolf. Ik vond het erg leuk om die rol te spelen.”

En tot die tijd?
“Ik ben bezig met een boek over Zeeland maar ook met een podcast voor het Centraal Museum en een praatshow met RTV Utrecht in de bieb. Voor mij is er het hele jaar wel wat te doen. Maar in juli… dan moet die oude jongen toch weer naar de Tour.”
Tour Masqué is te koop in de boekwinkel en te bestellen bij uitgeverij De Muur.

Erg mooi document, deze ‘special’ van De Muur, geschreven door een zeer betrokken Jeroen. Ik, eveneens een enthousiast Tourvolger, heb het met veel plezier gelezen. Aanrader!!