Tussen de Breedstraat en de Voorstraat, of preciezer tussen de Kalverstraat en de Voorstraat zat een klein café met grote uitstraling, café De Boon. Eigenaar destijds was Gerard Vogelzang, die we nog kenden van zijn Oud-Loosdrechtse café De Pub tegenover van Dijk en die later op de Reigerstraat café De Reiger overnam en het De Vooghel noemde. Hij zal nu ongetwijfeld ergens op Terschelling bivakkeren. De Boon moest je echt weten te vinden. Wanneer je de half open deur verder naar binnen duwde, stapte je het donker in. Rechts de bar met witte lampjes erboven en eerst nog een tafeltje voor twee aan het raam. In het midden blokkeerde een blauwe trap makkelijk de doorgang. Achterin een stuk of vier tafels met plaats voor hooguit twintig man. Aan de open bar, waar je lekker met je ellebogen op kon hangen, konden acht of negen man zitten op de metalen krukken die gemaakt waren van tractorzitjes. Aan de muur hingen portretten van Marc Peters. Hij had een eigen procédé: hij knelde een dia in een klem, scheen die op de muur en tekende zo de vervormde gezichten die er verschenen. Er hingen de vreemde koppen van Adje Mol en Gert Hoogenkamp. Voor vierhonderd gulden maakte hij zo’n portret. Was best veel. En als hij genoeg opdrachten had, en dat was al snel, weigerde hij nieuwe: ‘Ik ben geen hoer, meneer, ik ben kunstenaar en communist.’ Tja.
Vooral op zondagmiddag kon het aardig vollopen. De muziek was behoorlijk goed. Gewoon LP’s op de draaitafel: Al Stewart, Gerry Rafferty, Supertramp, Cat Stevens, Fleetwood Mac, The Stones, Steely Dan, Stevie Wonder. Het gaf een heel intieme sfeer. Boven was een verdieping met keukentje. Daar stond op die zondagen Wouter de Cocq mosselen te koken. Veel mensen kenden hem van de wedstrijden van de FC waar hij als fotograaf achter het doel zat. Tegen vieren liep de zaak vol. Mensen kwamen voor de mosselen van Wouter echt omrijden en ook de vaste gasten waren niet weg te slaan. Pannetje mosselen, stokbrood, veel aïoli en whisky-saus, witte wijn erbij en smullen maar. De Cocq was tegen negenen steevast uitverkocht en de gezelligheid bleef hangen tot diep in de avond. Vaak waren er ook lange kaarttoernooien, meestal toepen of klaverjassen met beter spelen, kraken dus.
Een van de vaste gasten was Leen Hulzenbosch, voormalig barkeeper van De Luifel op ’t Neude. Leen kon prachtig trompet spelen zonder trompet. Hij blies gewoon tussen de muizen van zijn duimen door en het verschil hoorde je bijna niet. Het was een aimabel mannetje, met veel humor. Soms zat de hele bar te hikken van het lachen om zijn opmerkingen over mensen die langs kwamen. Maar hij kon ook de bokkenpruik op hebben en dan werd hij echt lastig. Op een goed moment adviseerde de barkeeper hem lekker naar huis te gaan, naar zijn kinderen. Die toevoeging was kennelijk een gevoelig onderwerp, want hij vloog op en trok de barkeeper over de bar. Omstanders wilde hem tot bedaren brengen, maar Leen was een man van veel misbaar. Met zijn: ‘Hou me tegen, hou me tegen’ trok en duwde hij iedereen omver, barkrukken donderden om en een hele kluit mensen lag tegen of onder de trap in het midden van het café. Tot hij er genoeg van had. Hij stond op, klopte het stof van zijn mouwen, zette een kruk overeind, ging zitten en zei doodleuk: ‘Nou, doe mij dan maar een jongkie met ijs.’ Toen kon er gelachen worden, maar weggaan deed hij evengoed niet.
Zomers was er uiteraard geen terras, dat kon niet op het smalle trottoir. De bovenste helft van de blauw-witte deur stond open en binnen was het lekker koel. Leuke pleisterplaats voor als je de zon zat was.
Hoewel ik nooit 1 stap heb gezet in De Boon, moet ik 1 ding toevoegen aan het verhaal. In de jaren ’80 stond dit café wijd en zijd bekend als dealerscafé waar cocaïne werd verhandeld. Dat lijkt nu soort van gewoon, maar toen was dat toch wel een ding.
Mooi verhaal Wil
goed verhaal wil, ik heb er keren kraken, uli leren kennen en herinner me ook na sluitinstijd doorgaan in de maartenshof of naar Loosdrecht.
leuk stukje nu nog mijn naam goed spellen…
Je kon er ook lekkere paling eten, op zondag middag, ?