Vrouwen die een jaartje ouder worden maar zich jong blijven voelen. Hoe doen ze dat? En is oud worden een straf of een zegen? Irma den Braber-Boeren:”Elke dag is voor mij een nieuw begin en ik probeer niet te moeilijk te doen. We genieten overal van”.
Binnen bij Irma valt mij hun interieur op: een woonkamer die zo in VT-wonen kan staan. En hè, geen schutting tussen de tuin en die van de buren? “Mijn dochter en schoonzoon met hun twee kinderen zijn onze buren”, lacht Irma. “Wij woonden hier al en toen kwam het huis naast ons in de verkoop. Ik heb nog tegen mijn schoonzoon gezegd: “ Dan woon je wel naast je schoonouders!” Maar ik bleek ook een prima oppas.” Daar kan ik niet aan twijfelen, want je kunt je geen betere oppas wensen dan “Juf Irma”.
Irma Boeren werd geboren in de Obrechtstraat op een koude februari dag. ”Zeventien februari was zo koud dat de huisarts, die op de Biltstraat woonde, alleen maar wilde komen voor de bevalling wanneer er een taxi voor hem werd gebeld”, vertelde mijn moeder altijd. Mijn ouders kwamen uit Brabant, mijn vader had na de oorlog een baan gekregen bij de Spoorwegen. Woonruimte was toen ook schaars in Utrecht en huizen werden gevorderd. Zo kwamen mijn ouders terecht in het huis van een ouder Fries echtpaar in de Obrechtstraat. Een huis met één toilet, één keuken en geen badkamer. Mijn broer werd in 1951 geboren en vier jaar laten ikzelf. Met twee kleine kinderen en vier volwassenen moest er wel rekening gehouden worden met elkaar, maar het samenleven ging als vanzelf. Toen ik zeven was kwamen wij thuis na een weekend bij de familie in Brabant. Ik herinner mij nog hoe verdrietig ik was toen ik zag dat de benedenverdieping leeg was: het echtpaar was teruggegaan naar Harlingen waar zij vandaan kwamen. Deze mensen waren als een tweede vader en moeder voor mij geweest. We hebben nog lang contact gehouden en in mijn herinnering stonden we ieder weekend op het station. We hadden vrij reizen en gingen het ene weekend naar Roozendaal, naar de familie van mijn ouders en het andere naar Harlingen. Mijn broer was een slim jongetje en mijn ouders vonden hem geschikt voor de Montessorischool in de Pallaesstraat.”
“Mijn ouders waren betrokken bij de school: ouderparticipatie voordat het woord uitgevonden was”
De leerlingen konden zelf hun werkjes kiezen, al naar gelang hun individuele ontwikkelingsstadium. Ze zaten niet in rijen en er zaten verschillende groepen bij elkaar. Mijn ouders waren betrokken bij de school: ouderparticipatie voordat het woord uitgevonden was. Mijn moeder naaide voor de toneelstukjes de kabouter- en elfenkostuumpjes en mijn vader timmerde de kasten voor de speelhoek. Vanzelfsprekend ging ik in 1960 daar ook naar school. Ik zat daar op de kleuter en de lagere school en toen op de bovenste verdieping ook nog de Mulo kwam liep ik gewoon nog een trap op naar boven. Ik zal een jaar of zeven geweest zijn toen ik al riep dat ik later kleuterjuf wilde worden. De Kleuter Opleiding School, de Klos, in Amersfoort stond goed aangeschreven en daar ging ik, na de middelbare school, naar toe. Ook daar had ik een heerlijke tijd: didaktiek en pedagogiek gericht op kleuters. Mijn docent Nederlands Cathy Spierenburg bracht mij de liefde voor het kinderboek en vooral voor het voorlezen bij. Na mijn afstuderen was het moeilijk om een baan te vinden, tot een kennis mij wees op een vacature op “mijn” Montessori kleuterschool in de Pallaesstraat. Op de laatste schooldag mocht ik een proeflesje komen geven en werd ik gebeld door de voorzitter van het bestuur dat ik was aangenomen.”
“Toen ik hem die avond meemaakte wist ik met deze jongen word ik oud”
“Ik zat op dansles bij Marcel en Ratna de Rijk, wat wel ongebruikelijk was omdat je als meisje uit een Katholiek gezin naar dansschool Zegers op de Breedstraat hoorde te gaan. Iedere week les en in het weekend ging ik, ook op zaterdag en zondag, “vrij dansen” bij De Rijk. Ik heb daar menig vriendje “versleten” tot ik op een dag ging bowlen met drie jongens op de MIT-banen. Er was een jongen meegegaan die ik niet goed kende maar toen ik hem die avond meemaakte wist ik met deze jongen word ik oud. Hans den Braber en ik trouwden in 1978 en alle kinderen uit mijn klas zaten in de kerk naar mij te zwaaien. We haalden zelfs het Utrechts Nieuwsblad : Juf Irma getrouwd. In 1979 werd de hoofdleidster ziek en kreeg ik ontheffing van de inspectie om haar taak op mij te nemen en de bijbehorende opleiding te volgen. In 1980 werd onze dochter geboren en er werd verwacht dat ik zou stoppen met lesgeven. Maar ik vond het zo heerlijk voor de klas dat ik niet wilde stoppen. Hans heeft mij daar altijd in gesteund: ”Je hoeft toch niet te stoppen.” Mijn moeder paste op en begreep niet dat ik met zo’n leuk kind thuis toch wilde werken. In Utrecht konden we geen huis vinden, maar door Hans, die ingeschreven stond in De Bilt, kregen we een woning daar. In 1983 raakte ik weer in verwachting en toen dacht iedereen dat ik nu echt zou stoppen. Maar weer, met de steun van mijn man en een vriendin in Bilthoven, kon ik het redden om parttime te blijven werken. Ik studeerde voor het diploma volledig bevoegd onderwijzer, de Montessorionderwijs bevoegdheid en ik haalde mijn hoofdacte. De lessen waren op de woensdagen en Hans had het op zijn werk bij het KNMI zo geregeld dat hij de woensdagen thuis kon werken. We deden het huishouden samen en de was die er vandaag lag kon ook best tot morgen blijven liggen. In 1985 werden kleuter en basisschool samen gevoegd en de non die aan het hoofd stond zou directeur worden. Ik kon de belangen van mijn kleuters, na veel gesteggel, blijven behartigen als adjunct directeur. De verhouding met non waren inmiddels zo verstoord dat er een nieuwe directeur kwam: Peter Majoor. Met hem heb ik twintig jaar de school gerund. In die tijd was je, als directeur, nog niet vrijgesteld van lestaken en had je behalve een klas ook de alle taken die een directeur moest vervullen.”
“Onze dochters hebben mij nooit mama genoemd, iedereen noemde mij juf Irma”
“Van de verantwoordelijkheid voor de vervangingen tot de financiën. Hans maakte de schoolgids, de leerlingenlijsten en ging mee op kamp. Onze kinderen gingen ook naar “onze” school. Alleen de oudergesprekken heb ik nooit gevoerd, dat mocht mijn man doen. Onze dochters hebben mij nooit mama genoemd, iedereen noemde mij juf Irma of Irma en dat namen zij ook over. In 1993 ging de school tegen de grond, het was te duur om het gebouw te renoveren en er kwam nieuwbouw voor in de plaats. De opening zou verricht worden door de kleinzoon van Maria Montessori maar hij overleed vlak voor de opening. Voor de school waren, door architecten die “verstand” hadden van Montessorionderwijs, neutrale kleuren bedacht: de deuren en ramen lila en de vloeren grijs. We groeiden en barstten uit ons jasje. Er werd een dependance geopend aan het Schoolplein en met de kleutercollega’s vertrokken wij naar die locatie. Ik heb bij dat vertrek wel een traantje gelaten, na al die jaren in “mijn” Pallaesstraat. Maar ik was wel weer “baas in mijn eigen toko.” Na het vertrek van Peter kregen we nieuwe directeuren en interim directeuren. Met de komst van de één veranderde de afmeting van de zandbak en de kleuren van het gebouw om met de komst van een ander die weer te herstellen. Dan moest er weer klassikaal lesgegeven worden met dagroosters en kwamen de banken in rijtjes te staan om de volgende periode alles weer terug te draaien. Ik heb altijd geprobeerd om binnen de grenzen de kinderen op nummer één te zetten en de ideeën van Maria Montessori te waarborgen. De administratieve kant van het onderwijs begon mij tegen te staan: leerlingvolgsystemen en alles moest gedocumenteerd worden. “Geef mij een week een klas en ik vertel je precies wie wat kan en wie een extra lesje kan gebruiken”. Vorig jaar november was ik bij een bijeenkomst van het ABP en daar hoorde ik dat drieënzestig een prima leeftijd is om met prépensioen te gaan.
“Het is goed zo: de herinneringen die neem je mee zolang je verder leeft”
Het ging een beetje rondzingen in mijn hoofd: ik werd in februari drieënzestig. Mijn laatste Sinterklaas, mijn laatste Kerst op school? Alles is eindig en ik had meegemaakt dat veel van mijn collega’s het onderwijs door ziekte of een conflict verlieten. Ik kondigde mijn vertrek aan en op de laatste schooldag van het afgelopen schooljaar heb ik, na vierenveertig jaar, afscheid genomen. De school was in goede handen met de laatste schoolleider. Er volgde een onvergetelijk afscheid met de leerlingen, ouders, collega’s maar ook oud-collega’s, oud-leerlingen en vaak ook hun ouders. Dit is mijn eerste schooljaar dat ik niet meer werk, het is goed zo. Maar ik mis ze wel mijn leerlingen! Die ene leerling die net dat steuntje in de rug nodig had en bij mij op “mijn bankje” voor de klas tegen mij aan mocht komen zitten. Dat kind dat van mij zijn knuffeltje nog wat langer bij zich mocht houden dan de regel was. De ingrijpende gebeurtenissen voor een kind in je klas waar iedere docent mee te maken krijgt: het overlijden van een familielid of een ouder, echtscheidingen of ziekte. Het is goed zo: de herinneringen die neem je mee zolang je verder leeft.
Hoe is het om ouder te worden?
“Ik merk er niet zoveel van. Toen, nu twintig jaar geleden, bij mij borstkanker werd geconstateerd heb ik mij in de periode daarvoor en daarna heel slecht gevoeld. De behandelmethoden waren nog niet zo geavanceerd als nu. In 2001 werd ik genezen verklaard en sindsdien vier ik iedere verjaardag omdat ik weer een jaar ouder mag worden. Elke dag is voor mij een nieuw begin en ik probeer niet te moeilijk te doen. We genieten overal van: theater, film en concerten. En Hans gaat misschien wel weer eens mee naar de stad. Hij vond dat met mij een straf omdat ik om de vijftig meter wel stopte om met een leerling of ouder te praten.”
Yoga, bridge of tennis?
“In 2001, na mijn periode van ziek zijn, had ik zin om weer te gaan dansen. Eerst namen Hans en ik privéles bij Ruud Ritzer in Zeist en hij vond dat wedstrijddansen wel iets voor ons zou zijn. Waarom niet? We schreven ons in en werden derde bij de eerste wedstrijd. We trainden, want wedstrijddansen is een andere tak van sport en gingen meedoen met regionale wedstrijden. We werden lid van de Nederlandse Algemene Danssport Bond, ik kocht “echte” dansjurken en Hans op maat gemaakte danspakken. We gaven demonstraties op de “50plus beurzen”, in de Winkel van Sinkel en de Rechtbank. Ik voelde dat dansen goed was voor mijn lijf en geest. Inmiddels dansen we geen wedstrijden meer maar we gaan wel iedere vrijdag dansen bij dansschool Zenner in Leersum.”
Is je stijl veranderd?
“Kleur van mijn haar kan nog wel eens wisselen en ook de lengte. Ik heb mij op school altijd goed gekleed en verzorgd, dat was zo opvallend dat ik bij mijn afscheid nog twee bussen haarlak meekreeg.”
Wat vind je van de Utrechtse vrouw?
“Heel divers. Ik heb zoveel moeders gezien uit de meest uiteenlopende milieus en zoveel stagiaires begeleid, dat ik niet iets kan vinden van de Utrechtse vrouw.”
Aan wie geef jij het stokje door?
“Aan Christa de Winter, ik vind haar geweldig!”
Nog even bladeren door het fotoalbum
Heel interessant en mooi levensverhaal.
Alle goeds voor de toekomst gewenst en geniet veel.
Hartelijke groet Bep en Hans Mendels