Vrouwen die een jaartje ouder worden maar zich jong blijven voelen. Hoe doen ze dat? En is oud worden een straf of een zegen? Annemarie van den Brink (53): “Ik heb geleerd minder in mijn hoofd blijven zitten en mijn voeten op de grond te houden.”
Ook wij durven het weer aan, een gesprek op gepaste afstand bij Annemarie van den Brink thuis in de Coornhertstraat. “Dat is in de Dichterswijk”, verduidelijkt Annemarie. Zelfs al had ik de naam Coornhert niet gekend was mij snel duidelijk geworden dat ik mij in een straat bevond die iets met schrijvers te maken moest hebben. Voor de deur een paarse tegel met een strofe uit een gedicht van ED: Ellen Deckwitz. Hoe toepasselijk dat deze tegel juist voor het huis van Annemarie ligt. Een vrouw met een grote passie voor taal in al zijn uitingen.

Vader was zeer succesvol met zijn slagzinnen.
Annemarie, geboren in Amersfoort groeide op in een gezin met twee broers. ”Mijn ouders kwamen allebei van de Veluwe, mijn moeder uit Ermelo en mijn vader uit Nijkerk. Ze hadden elkaar in de trein naar Amersfoort ontmoet waar ze beiden werkten. Mijn vader op een notariskantoor en mijn moeder als typiste bij de Erdal. Ja, van de schoensmeer. Toen ze trouwden moest mijn moeder haar baan opgeven, maar zij bleef een vrouw die zich wilde ontwikkelen. Ze las de Winkler-Prins Encyclopedie als een roman, kon zich verliezen in de Wereldatlas en volgde een cursus Spaans van Teleac. Mijn vader heeft zijn hele werkzame leven op hetzelfde kantoor gewerkt, hij deed dat heel trouw en werkte zich op tot chef de bureau.

“Ik groeide op in een liefdevol, creatief en talig gezin.”
Vooral taal speelde in onze familie een grote rol, mijn oma vertelde zelf verzonnen verhaaltjes en won een verhalenwedstrijd uitgeschreven door de Margriet. Wij speelden scrabble en deden woordspelletjes. Mijn oom maakte cryptogrammen en de hobby van mijn vader was slagzinnen bedenken. Hij had een schrift met een harde kaft waarin hij slagzinnen voor producten alfabetisch had gerangschikt. Het begon bij de A van advocaat: ik pleit voor…..advocaat. Hij was daar enorm succesvol in: met Wokkels, verdraaid lekker won hij een radio en met Pepsi, dat is altijd vaste prik, een reis naar New York. Hij won een auto, een reis naar de Olympische Spelen, talloze cruises en in de week na zijn overlijden werden er nog twee welgevulde picknickrugzakken, die hij met zijn laatste inzending gewonnen had, bij ons thuis bezorgd. Al waren mijn ouders een beetje Veluws, beschermend en soms beperkend, toch mocht ik de keuzes maken die ik zelf wilde. Met achttien jaar vertrok ik naar Utrecht om Algemene Letteren te gaan studeren, ik wilde iets met taal.”
“Ik was verlegen en niet echt opvallend, maar toch wilde ik mij tegenover deze leraar bewijzen”
“Zodra ik kon schrijven schreef ik al kleine gedichtjes, later verhaaltjes en hield ik een dagboek bij. Ik zat op mijn kleine kamertje altijd te schrijven, won een verhalenwedstrijd uitgeschreven door Venz en schreef hele boeken die mijn moeder dan uittypte. Achteraf had ik beter voor een studie Nederlands kunnen kiezen maar mijn docent Nederlands op de middelbare school had mij daar niet toe kunnen inspireren, hij had dat vak eigenlijk voor mij verpest. Hij las de methode, al rokend, voor en vond mij een meisje dat de Bouquetreeks las. Ik was verlegen en niet echt opvallend, maar toch wilde ik mij tegenover deze leraar bewijzen. Met Sinterklaas schreef ik voor hem het perfecte gedicht met kloppend metrum en rijmschema over de Bouquetreeks. Ik deed daar een paar boekjes bij. We hadden er toch tweeënzeventig staan, die mijn vader had gewonnen. De docent dacht dat het gedicht door een collega was geschreven, maar het kwam van mij. Tijdens de introductie in Utrecht had ik een meisje leren kennen, zij had een kamer vrij bij haar in de flat op Kanaleneiland. Ik heb mij daar zo verloren en eenzaam gevoeld. Het meisje, dat ik dus eigenlijk helemaal niet kende, bleek anorexia te hebben en zij lag hele dagen huilend op haar bed. Ze werd dunner en dunner en telde zelfs de sliertjes zuurkool. De studie vond ik vreselijk, niemand had mij geleerd wat studeren eigenlijk inhield. Dat je academisch zou leren denken, dat het ene vak verband hield met het andere vak en dat een studie je zou vormen, leerde ik later.”
“In het groepje dat ik begeleidde zat Ingmar Heytze, ik weet niet of hij dat nog weet”
“Ik haakte af en na een vreselijk half jaar pakte ik toch de draad weer op. Ik vond een kamer in Lombok, deed een bijvak Spaans, ontmoette mijn man en kreeg een Erasmus Beurs voor een cursus Spaans in Salamanca. De liefde voor Spanje had ik meegekregen van mijn ouders. Toen ik zes was gingen we op vakantie met het vliegtuig naar Spanje. Ik herinner mij nog de geur van het land toen ik uit het vliegtuig stapte. Spanje zou altijd bij mij horen en later zelfs een bron van inspiratie zijn voor de kinderboeken die ik nu schrijf. Ik ging taallessen geven op Kanaleneiland en werd mentor tijdens de introductieweek op de Universiteit. In het groepje dat ik begeleidde zat Ingmar Heytze, ik weet niet of hij dat nog weet. Tijdens mijn stageperiode vond ik een plek bij een communicatiebureau in Baarn. Ik schreef brochures gericht op kinderen voor de Hartstichting en over gezond eten op school. Ik mocht steeds meer producten maken en al snel had men ik de gaten dat ik goed kon schrijven en kreeg ik een baan aangeboden. Rick en ik trouwden en we hadden de mensen van mijn bureau ook uitgenodigd. Wij hadden niets in de gaten, maar het schijnt dat op ons huwelijk al bleek dat het bureau verdeeld was in twee kampen. We vertrokken op huwelijksreis natuurlijk naar Spanje en bij terugkomst bleek ik geen baan meer het hebben, het bureau was failliet. Beide partijen maakten een doorstart en ik ging mee naar Utrecht naar Podium in de Domstraat. We richtten een informatiecentrum in voor de uitbreiding van Schiphol, gaven educatieve tentoonstellingen en expo’s vorm en pionierden met touchscreens. Ik schreef lesmateriaal over de Amsterdamse Effectenbeurs en voor die laatste opdrachtgever mocht ik zelfs naar New York en Chicago om de beurzen daar te bezoeken. We kregen ons eerste kind en ik merkte dat het moederschap, hard werken in combinatie met een lastig management zijn tol ging eisen. Ik miste het creatieve proces.”

Het debuut van Annemarie.
“Ik was halverwege de veertig toen de twijfel begon toe te slaan”
“Toen ik weer in verwachting raakt, ditmaal van een tweeling, was ik dubbel zo misselijk en ziek dat ik hele dagen in bed moest blijven. Na de bevalling besloot ik mijn baan op te zeggen en voor mijzelf te beginnen. Ik schreef teksten voor scheepsbouwers en glasfabrieken, maakte taal-en leesmethodes voor basisscholen en ik kon feeling houden met mijn werk en mijn gezin. Ik volgde een schrijfcursus voor kinderboeken bij Script+ in Amsterdam en na vijf jaar kwam mijn debuut uit. “Vier Seizoentjes van Daan en Sofie”, geïllustreerd door Helen van Vliet, geïnspireerd door mijn tweeling. We maakten met ons gezin een reis door Spanje in onze mini woonwagen en onderwezen onze kinderen zelf. Op deze reis liet ik mij inspireren voor mijn tweede boek: “Camping Citroen”. Voor mijn derde kinderboek “Amigos”, was mijn inspiratie Spanje en de vriendschap tussen mijn zoon en zijn “hartsvriend”, die twee waren onafscheidelijk. Mijn kinderen mochten allemaal twee vriendjes of vriendinnetjes uitkiezen aan wie ze dit boek wilden opdragen. Ik was halverwege de veertig toen de twijfel begon toe te slaan, ik had te maken met de wisseling van uitgevers waar ik opdrachten voor schreef en ik twijfelde of het onderwijs wellicht iets voor mij zou zijn. In die periode overleed mijn broer, net zo plotseling als mijn vader een paar jaar eerder. Twee agenten stonden bij mijn moeder voor de deur dat mijn broer in een portiek gevonden was. We hadden geen idee wat er was gebeurd, we zaten als verlamd aan tafel. Hij werkte bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en twee dagen voor zijn dood waren we nog met elkaar in Madurodam geweest. Later hebben we kunnen reconstrueren dat hij zich niet lekker gevoeld moest hebben en een taxi had gebeld om hem naar het ziekenhuis te brengen. De taxi stond niet op de afgesproken plaats op hem te wachten.”
“Bij Savannah Bay was ik terechtgekomen op een fijne plek, die mijn wereldbeeld heeft verbreed”
“Ik zat al niet zo lekker in mijn vel en voelde mij nu verantwoordelijk voor alles en iedereen. Ik had mijn grenzen niet goed bewaard en te weinig rust genomen. Ik was uitgeput, opgebrand en ging finaal onderuit. Ik kon niet meer werken en om toch iets te doen ben ik vrijwilligerswerk gaan doen bij Savannah Bay. Ik hoor nu eenmaal bij boeken. Ik begon met inpakken en rubriceren, later volgden de kassa en literaire events. Ik was terechtgekomen op een fijne plek, die mijn wereldbeeld heeft verbreed, waar niet in hokjes werd gedacht. In die, voor mij, moeilijke periode had ik gedichten geschreven en die in een mapje opgeslagen op mijn computer. Ik stuurde mijn gedichten in naar Plint, zij geven een tijdschrift uit “Dichter” voor “kinderen van 6 tot 106” en plaatsten mijn gedichten. Ik had de poëzie ontdekt en volgde een masterclass poëzie bij Dactylus. Ik krabbelde weer op en schreef samen met Marja Baseler “Pretpark de Poepfabriek” een informatief kinderboek over de spijsvertering. Het moest speelsheid in zich hebben, we bruisten van de ideeën en konden hier al onze creativiteit in kwijt. Het is uitgegeven in China, Taiwan, Korea, Duitsland en Hongarije en ik heb net vandaag de Zweedse vertaling binnen gekregen. Daarna volgde het “Hersenhotel”, hetzelfde idee maar nu over het werken van, uiteraard, de hersenen. Voor een AVI-boekenreeks voor beginnende lezers schreef ik “Plastic Soep” en “Fijn in je vel”. Samen met Trea Scholten begon ik “Tools voor Taal” en geef ik workshops op scholen en voor bedrijven, voor laag-tot hoog geletterden.”
“Als kind van ouders die allebei de oorlog hadden meegemaakt kende ik de verhalen”
“Via Trea ben ik betrokken geraakt bij “Open Joodse Huizen”, we halen de oorlogsverhalen van joodse Utrechters op uit onze stad en uit onze wijken. Verhalen met een maatschappelijke en historische component. Zo kwam de Tweede Wereldoorlog weer bij mij terug. Als kind van ouders die allebei de oorlog hadden meegemaakt kende ik de verhalen. Mijn vader op hongertocht op zoek naar eten tijdens de Hongerwinter. Mijn moeder die als klein kind angstig onder de tafel kroop bij het horen van marcherende Duitse soldaten door de straat. En ik zelf met een grote voorliefde voor de boeken van Anne de Vries en Jan Terlouw. Ik ging naar het NIOD en mocht daar met collega-schrijver Suzanne Wouda schatgraven tussen dagboeken van kinderen die bewaard waren gebleven. Uit de ruim honderd manuscripten koos ik er veertien met verschillende perspectieven. Jongens en meisjes, regionaal verspreid, Joods of kind van een NSB’er. Zij hebben het bombardement van Rotterdam beleefd, de hongerwinter doorgemaakt, het Jappenkamp of concentratiekamp overleefd. Ik bezocht hen zelf of had contact met hun kinderen. Met een man van 89, George Levy, die drie kampen overleefde en de schrijver van een van de dagboeken, heb ik nog steeds contact. Hij woont nu in de VS en we mailen nog steeds.

We halende oorlogsverhalen van joodse Utrechters op uit onze stad en uit onze wijken.
Mijn zoektocht resulteerde in “Oorlog in Inkt” en werd op 11 maart, 1 dag voor de eerste Corona-persconferentie, gepresenteerd bij het NIOD. Kinderboeken schrijven gekoppeld aan onderwijs voor taalzwakke kinderen, dat kan ik kwijt in de Schoolschrijver. Dit doe ik nu al drie jaar, eerst in Amsterdam-Noord, daarna in Rotterdam Crooswijk en nu op Kanaleneiland. We bevorderen de leesvaardigheid, woordenschat en algemene ontwikkeling met kinderboeken en creatieve schrijfopdrachten. Ook bieden we de docenten op de basisscholen handvatten om hun leerlingen uit te dagen en te kijken waar het kind op “aansluit”. Ik schreef ook een boekje voor NT2-docenten, een handleiding die ik zelf zo miste toen ik taallessen op Kanaleneiland gaf tijdens mijn studie. Ik organiseer met Trea taalreizen naar Portugal waar mensen zich laten inspireren door de omgeving, de natuur, de mensen en de gebouwen. Ik ben betrokken bij Taal Doet Meer en was daar mentor van een Bulgaarse jongen. We speelden samen woordspelletjes en dan ben ik weer terug bij de woordspelletjes waar ik ook mee groot geworden ben. Mijn hoofd is een fontein van ideeën die nooit stopt.”
Hoe is het om ouder te worden?
“Wel fijn. Ik ben nu op een plek waar ik wil zijn met het talent dat ik heb. Ik wil graag anderen inspireren en mijn kennis overdragen. Of dat nu NT2- docenten zijn of mensen in het Schrijfcafé in de nieuwe Bieb. Die rol past bij mij. Toch een beetje onderwijs tijdens Schoolschrijver op de scholen en mensen hun fantasie op gang brengen tijdens de taalreizen. Zelf heb ik nog veel te leren en leer nog dagelijks dingen bij. Het zelfstandig zijn past goed bij mij, het is veel kalmer. Ik heb wel eens gedacht wat moet ik met een studie Algemene Letteren? Maar ik heb geleerd om mijn eigen keuzes te maken, als student heb je allemaal je onzekerheden en in stapjes leer je daar een oplossing voor te vinden. De jas die ik nu draag zit mij als gegoten.”
Wat is je geheim?
“Nieuwsgierig blijven, blijven leren en openstaan voor andere mensen. Ik heb geleerd minder in mijn hoofd blijven zitten en mijn voeten op de grond te houden. Dat kan ik door de muziek in het koor van Martina Tobin en de manier waarop zij je de tekst laat voelen. Door de danstraining van Karin Elich, zij laat je je lichaam voelen. Door Spanje, met zijn geuren, taal en mensen. Door te schilderen. Door Marischka Verbeek en de mensen bij Savannah Bay, die mij de rijkheid aan verhalen hebben laten zien. Mijn grootste geheim is mijn schrijverschap en mijn poëzie en wat dat mij heeft gegeven.
Yoga, Bridge of Tennis?
Tennis dat zou nooit iets worden omdat ik geen diepte kan zien. Ik ben enorm van “spelletjes” misschien kom ik ooit nog wel eens aan bridgen toe. Yoga dus; het brengt verbinding tussen mijn lijf en het hoofd, dat hoofd dat mij veel brengt maar ik heb ook geleerd dat ik er aan onderdoor kan gaan. Maar liever kies ik voor dansen, hardlopen en wandelen, tijdens het wandelen kan ik mijmeren en nog eens mijmeren”.
Is je stijl veranderd?
“Ik hoorde niet bij de “kakkers” of een andere groep. Mijn stijl kenmerkte zich altijd door diversiteit. Mijn stijl was en is altijd vrolijk en veelzijdig. Bloemetjes jurken zijn nu wel voorbij. Ik kan helemaal mooi zijn in een jurkje met hakken, maar ook net zo goed een joggingbroek aantrekken. Maar dan wel een joggingbroek met wat extra’s”
Wat vind je van de Utrechtse vrouw?
“Ik ben heel blij dat ik in Utrecht woon. We zijn “The Ctiy of Litterature”, met prachtige boekhandels, alle filialen van de bibliotheek die gewoon open blijven. Ik ontmoet hier inspirerende vrouwen, zoals in het koor, vrouwen die zich graag verdiepen in een ander. De leuke vrouwen hier in de buurt en mijn vrienden. Maar soms denk ik wel eens: ”Het mag wel een beetje gemixter.”
Aan wie geef jij het stokje door?
“Aan Nanneke van der Heijden, zij heeft een groot hart voor de stad en wil mensen ook betrekken bij de stad. Zij is een Brabantse in Utrecht.”
Bladeren door het fotoalbum.

Een jonge Annemarie.

Met haar drie kinderen.

Voorlezen aan de tweeling.

Familieplaatje.
Wat een prachtig levensverhaal, Annemarie!
Als schoonmoeder heb ik het geluk je van een beetje dichtbij te mogen volgen in al je creativiteit.
We zijn dankbaar dat jij in ons leven bent gekomen.
Wat een prachtig levensverhaal van jou, Annemarie! De creativiteit spat ervan af. Fijn om zo’ n bijzondere vrouw als schoondochter te hebben.
Heel tof om te lezen, Annemarie!! Ik herinner me het Bouquet-reeks gedicht nog! (Ben de naam van de leraar kwijt, niet Horrman dacht ik)
En wat leuk dat je ook met Helen hebt gewerkt, ik vind haar geweldig en werk graag met haar.
Hoe leuk zou het zijn om ooit eens samen een boek te maken?
Veel groeten
Leuk Anne, om dit te lezen, een groot deel van je levensverhaal ken ik van dichtbij, maar nooit zo mooi aaneengeregen gelezen. En die foto’s zijn geweldig!!!
Heerlijk om zo 50enmeer te kunnen zijn met een ideeën fontein die nooit stopt… Forever Young 😉
Hoi Annemarie, leuk om te lezen hoe jij je ontwikkeld hebt. Op de lagere school was je al bezig met het schrijven van verhaaltjes en waren wij in onze fantasie de charly angels ?ook gingen wij een soort of bibliotheek opstarten en konden we boeken lenen van elkaar weet je dat nog ? Jouw verhaal roept herinneringen op en dat zegt genoeg!
Herkenbaar.