Het wijkbericht van de gemeente Utrecht lag al een paar dagen in de brievenbus. Die berichten gaan doorgaans over verkeershinder, het invoeren van betaald parkeren en andere vormen van stedelijk ongemak. Nu viel mijn blik op de kop. Ik las: Herinneringsplek 24 Oktoberplein. Op deze grijze decemberzaterdag was ik meteen weer terug op het plein, maandag 18 maart 2019.
Laat in de ochtend hoor ik eerst het nieuwsbericht over een schietpartij op het 24 Oktoberplein en daarna het geraas van een helikopter boven Park Welgelegen. Met een schok realiseer ik me dat het dichtbij is, vlak voor ons appartementencomplex. Ik loop de woonkamer door en zie tussen het groen de rood-witte linten hangen. Ramp voor de deur. Het is weliswaar mijn vrije dag, maar ik ben binnen vijf minuten ter plekke voor de NOS-Radio.
De sfeer is heel onwezenlijk en de aanblik ook volkomen onalledaags. Het is heel stil, er rijdt geen verkeer meer rond op dit anders zo drukke knooppunt. Ik vertel het aan stad en vaderland: de rond de vijftien ambulances die in het gelid geparkeerd staan midden op het plein, de twee stilstaande trams, een in de bocht schuin onder de flyover en een verderop. Daar is enige beweging van rechercheurs, in en buiten het voertuig. Kennelijk is het dodelijke drama al voorbij, maar de politie handhaaft grote waakzaamheid. Eerst komt het bericht dat de naburige scholen gesloten zijn, daarna gaat het advies door heel de stad om binnen te blijven. Het schieten kan zomaar elders verder gaan. Utrecht verandert in een bizarre, schijnbaar uitgestorven stad. Met al die agenten op het plein voel ik me van de weeromstuit heel veilig.
Ineens zie ik onder de tram twee voeten onder een wit laken uitsteken. Dat is naar nieuws om te melden. Hoewel het toch duidelijk te zien is wil de politiewoordvoerder er langdurig niets over bevestigen. Laken en lichaam blijven liggen.
Natuurlijk is het T-woord al gevallen, maar onder de collega’s heerst twijfel of het wel om heuse terreur gaat. Daar hebben we toch andere beelden van in ons geheugen: volledige open geplofte stadsbussen in Londen, geheel, of half vernielde wagons in Madrid en Brussel. Spoedig verschijnt de beeltenis van de eenzame dader op televisie. Ik heb me inmiddels op mijn fiets verplaatst naar de Moskee bij de Kanaalstraat. Daar weten een paar Turkse bewoners precies wie die Gökmen Tanis is: een geflipte jongen, geen terreurtype. Ook dat meld ik, terwijl inmiddels heel het land in rep en roer is over een terreurdaad in de Domstad. Hoe dan ook: het is vreselijk, met vier doden.
In de dagen die volgen loop ik elke dag een paar keer naar het plantsoen met de boom waaromheen de bloemenzee steeds verder aanzwelt, met tal van boodschappen en zo’n bordje met Je Suis Utrecht. Heel indrukwekkend is de spontane optocht van moslimmannen. Ze zijn op vrijdag 22 maart na het vroege middaggebed in de Sayidina Ibrahim-moskee in Kanaleneiland met dozen vol witte anjers in plechtige stilte naar het plantsoen getrokken. Na het leggen van de bloemen vertolkt een woordvoerder hun Islamitische weerzin tegen terreur. Het is goed om dit ook op de zender te kunnen brengen.
Begin december is er veel meer duidelijk over de geestelijke gesteldheid van de dader. Vervolgens glijdt dat wijkbericht in de bus. Ik lees: Centraal in het ontwerp staat de boom die in de kern van de bloemenzee stond. Vanaf daar loopt een aantal lijnen in een boog door het groen, verbeeld door bankjes en beplanting. Deze bieden rust en ruimte om stil te staan bij de gebeurtenissen van 18 maart. De lijnen symboliseren de schokgolf van emoties die nu nog voor vele voelbaar is. Op de achterkant van het wijkbericht staat een artist impression van de herinneringsplek met daaronder een plattegrond waarop de genoemde golf duidelijk te zien is. Het herinneren krijgt er zo wat vormen bij.
Toch mis ik iets: een beeld zoals de dokwerker, of beter: een beeldengroep die de onverzettelijkheid van de stad laat zien, met een grote diversiteit aan gezindten, zoals getoond in de marsen van vrijdag 22 maart toen Utrecht zich krachtig verenigde tegen het geweld.
Deze zaterdagmiddag loop ik in een eigen stille tocht naar het plantsoen. Het is decemberkoud, het miezert, heel anders dan die zonnige maandag in maart. Hij is een standbeeld op zich geworden, de boom van 18 maart. Er is een vaal blauwe sjaal omheen geknoopt met de tekst Vrede kent Geen Grenzen. Er zijn embleempjes in geborduurd met teksten als Utrecht is een mooie plek en Jij en ik zijn even waardig. Ook de naam van de van sjaalknoper staat erop: de Stichting Aldawa Alislamia, tegen de achtergrond van een wereldbol. Daar is geen woord Utrechts bij. Voor de boom sta ik stil met mijn eigen gedachten. Het was geen terreur. Het blijft in herinnering als een benauwde, barre dag.
Laat uw reactie achter
Reactie