Op 1 juli wordt met Keti Koti de afscha6ing van de slavernij herdacht. Voorafgaand aan deze van oorsprong Surinaamse feestdag, verscheen het boek Morgen ben ik vrij. Dit jeugdboek bevat elf verhalen over de slavernijtijd, gezien door de ogen van kinderen. Tien verschillende auteurs schreven de verhalen. Een daarvan speelt zich af in Utrecht en is geschreven door de Utrechtse kinderboekenschrijfster Annemarie van den Brink.
Van Suriname en Java tot Utrecht
In het boek ontdek je door de ogen van kinderen over de hele wereld hoe het was om in de tijd van slavernijtijd te leven, hoeveel kanten slavernij heeft en wat wereldwijd de impact ervan is en was. De verhalen spelen zich af in Suriname, Batavia, de Atlantische Oceaan, Curaçao en in Amsterdam, Friesland en Utrecht. ‘De verhalen in dit boek nemen je mee terug in de geschiedenis, zodat jij in een betere toekomst kunt leven. Morgen ben ik pas vrij, wanneer iedereen vrij is,’ aldus Ernestine Comvalius die het voorwoord schreef.
Utrecht en het slavernijverleden
Het verhaal De verboden kist speelt zich af in Utrecht in 1756. Schrijfster Annemarie van den Brink over haar inspiratie voor dit verhaal: ‘Ik woon al 40 jaar in Utrecht en wist weinig tot niks over Utrecht en het slavernijverleden. Tot ik me verdiepte in het boek en de site Sporen van Slavernij Utrecht en meedeed met de stadswandeling. Veel mooie panden in de Utrechtse binnenstad en optrekjes langs de Vecht werden gebouwd met geld dat werd verdiend door slaafgemaakten. Het verhaal vertel ik vanuit de elfjarige Anna uit de Minrebroederstraat. Ze is bevriend met Belle van Zuylen en dochter van een rijke Utrechtse vrouw die met haar man en drie Indische bedienden terugkeerde uit Batavia. Door Anna’s ogen laat ik de lezers met Anna ontdekken hoe het kan dat zij in weelde kon leven.’
Suikerhuis en plantage Utrecht
‘Bij mijn research voor het verhaal ontdekte ik dat waar nu de Stadsschouwburg staat vroeger het Suikerhuis stond. Daar werd ruwe suiker uit Suriname bewerkt tot fijne suiker voor de rijken. In Suriname kapten slaafgemaakten suikerriet in de brandende zon zonder er geld voor te krijgen. Vaak kregen ze de zweep af raakten ze een hand of arm kwijt in de suikermolen. Ook kwam ik erachter dat er een Utrechtse Compagnie bestond, waar nu theater Kikker is. De Compagnie was eigenaar van het Suikerhuis en had net als de families van Anna en Belle aandelen in de ko6ieplantage Utrecht aan de Commewijnerivier in Suriname. Daar werkten gedwongen ruim tachtig slaafgemaakten, onder wie vijf kinderen.’

Laat uw reactie achter
Reactie