Het blijft een heerlijke aanblik vanaf de Borchbrug, met het water beneden, de imposante bisschoppelijke domkerk ter rechterzijde en het grootse Paleis Lofen aan de linkerkant. Elke keer maakt het weer indruk, wat ze daar hebben gebouwd met al dat steen uit de groeven bij de Eiffel, aangevoerd over de Rijn. Het geeft een trots gevoel, deze moderniteit van Utrecht – onvergelijkbaar, hoe machtig, midden in de lage landen. Ik heb wel eens staan denken: daar kan nog wel een hoge toren bij, midden in het drassig laagland en dat er dan riddertoernooien komen met deelnemers van edelen uit Frankrijk, Italië en Spanje.
Nu zijn dus de heftige pinkstertroebelen geweest. Dat was anders dan een visioen, maar ik moet vaststellen dat het behoorlijk gunstig is afgelopen. We zijn zomaar een stad nu, met ware rechten. Dat hadden ze niet bedacht toen ze zeventig jaar geleden de stenen begonnen uit te laden om dat paleis te bouwen.
In die tijd waren de processies van de kanunniken al begonnen. Wat een pracht en praal van pijen en prelaten. Geweldig hoe dat tot de dag van vandaag doorgaat in Utrecht, een laaglands Rome. Ik denk dat ik dat wel mag zeggen, opkijkend naar kerken en paleis. Ik houd wel van die Roomse sfeer.
Als kronikeur heb ik al langer gevoeld dat het mis moest gaan. In Stathe begon het steeds meer te broeien, het golfde de smalle straten door met al die houten huizen van de bakkers, de slagers, de smeden, leerlooiers, schoenmakers. Wat een handel was daar uit de boten omhoog getrokken aan graan en wijn en goederen. Er gebeurde van alles wat.
Wat een stadje was het aan het worden. Ik heb gezien en gehoord hoe ze begonnen te schimpen over Godebald. Een bisschop waar geen heiligheid meer van uitging voor heel Stathe. Die halve zool in zijn toga, Roomse galbak. Ik merkte wat voor een kracht zij hadden, al die ambachtslui en handelsmensen bij elkaar. De verbinding van een gemeenschap die Utrecht heette, Een groeiende macht aan de overkant van die kolossale stenen machtsbundeling van keizer en bisschop. Tussen het hout groeide hun onvrede en hun verzet.
Godebald wilde een dam in de Rijn. De rivier stroomde te vaak over en de oevergrond was vruchtbaar, oordeelde hij. De bisschop zat in missen, maar ook in zaken. Hij zag kapitaal in de veengronden. Er moest ook een kanaal komen naar Utrecht.
Ik vond het ontzaglijk, nog nooit vertoond. Het is duidelijk dat er in dit gebied nooit zoveel handen zijn gevraagd om verandering aan te brengen. Maar was het goed voor de handel?
Het was duur, dat graven van de Vaartse Rijn. Vooral voor de mensen uit Stathe. Ik heb gezien waar het toe heeft geleid. Het rumoer van over de brug. Hoe de mannen van de bisschop de mannen van de keizer hebben aangevallen daarbinnen. Knokken in de kerk! Nog ben ik er versteld van. Op deze plek van heilige processies is het uit gelopen op een strijd om onze handel, de zaken van Utrecht. Ze hebben Godebald opgesloten.
Vandaag, 2 juni 1122 heb ik in Paleis Lofen mogen aanschouwen hoe keizer Hendrik de Vijfde het document ondertekende over de stadsrechten van Utrecht. Een privilege, dit te mogen bijwonen. Bisschop Godebald zag er aangeslagen en sneu uit. Hij was weer vrij, maar wist dat hij veel minder tol kon innen. De keizer had de burgers opgedragen om hem in het gareel te houden. Het was vastgelegd in duurzaam perkament. Ik had geen medelijden met Godebald.
De spanningen zijn voorbij. De rust is weergekeerd. De stemming is feestelijk. Ik kijk naar het Paleis. Bisschoppen, keizers, handelsmannen, nieuwe geschiedenis. Er is al meer dan 1000 jaar voorbij aan ontwikkeling rond al die waterwegen hier, met oude en nieuwe muren. Ze moeten er in 900 jaar nog meer van kunnen maken in Utrecht.
Door Heronimus Willaert
Laat uw reactie achter
Reactie