Onze columnisten

18 maart sober herdacht rond herinneringsplek

Uit de buurt waren ze toch naar het 24-oktoberplein gekomen. Het was ook allemaal zo dichtbij huis gebeurd en zo herinnerden ze het zich nog, al kon er een jaar na dato van een officiële plechtigheid geen sprake zijn op de net voltooide herinneringsplek waar de bloemenzee toen snel aanzwol.

Zo stonden ze samen, dicht bij elkaar, ondanks de dringende adviezen rond het nieuwe onheil dat stad en land treft.

Een forse Utrechter in een stevig jack zei: ‘Het is toch onze stad die getroffen is door een idioot.’

Een terrorist wilde hij het niet noemen.

‘Nee, die doet het bewust. Iemand met een eigen persoonlijkheid is toch anders.’

Een gedrongen vrouw wees naar de nieuwbouw tegenover de tramhalte. ‘Die bouwvakkers hebben het gezien en gehoord,’ zei ze, en dan, wijzend naar de hoge flat dichtbij het plantsoen: ‘Een vrouw daarboven heeft het ook allemaal gezien.’

Een frêle man in een blauw jack vulde aan: ‘Bij mijn moeder reed een arrestatieteam door de straat. De thuiszorg was er net.’

Het werd allemaal op bij de gelegenheid passende afstand gade geslagen door een kalende man die even na half elf een boeketje in het hek naast de trambaan had gestoken. Het was de broer van Rinke Terpstra, een van de vier dodelijke slachtoffers van Gökmen Tanis.

Er voegde zich een paar mannen bij met badges op hun borst van de Islamitische Stichting Nederland. Namens hen deed Halit Bostanci het woord: ‘Dit hoort niet. We voelen ons betrokken, willen laten zien dat we bijdragen. In ons hart is de herdenking er wel. We moeten late zien dat we samen sterk zijn. Ik wens ook iedereen sterkte die ziek geworden is door corona.’

Samen sterk. Dat moest de boodschap zijn voor de stad, maar ook voor heel de natie, met een door corona wankelende samenleving. Daarom was minister van justitie Grapperhaus toch naar de Domstad gekomen om bloemen te leggen bij de herinneringsplek. In het naburige gebouw van slachtofferhulp had hij samen met burgemeester Van Zanen een besloten bijeenkomst gehad met de nabestaanden.

Na de minuut stilte in kleine kring bij de boom verscheen de burgemeester toch nog even in het openbaar. Hij zei: ‘Ik kan niet vragen om geen sociale contacten aan te gaan en dan hier toch met zijn allen gaan staan.’

Vriendelijk en ondersteunend onderhield Van Zanen zich even met de mannen van de plantsoenen die de herinneringsplek met de bloemperken hadden aangelegd. Een van hen beklaagde zich erover dat de bloemetjes zojuist waren vertrapt.

‘Die mensen weten zich niet te gedragen,’ zei Jan van de gemeente, ‘maar het geheim van deze plek is dat je er elke dag heen kan. Ik vind dat het heel mooi gelukt is. Wees maar trots op je werk!’

En even later, voor de radiomicrofoon: ‘Door corona is de stad stil, maar niet als toen. We weten ons gesteund. Er zijn parallellen, maar die maandag en deze crisis zijn niet te vergelijken. Ik ben onder de indruk van de mensen die hun familieleden missen. Voor die mensen gaat de 18-e maart niet meer voorbij. Zo is het ook met de veerkracht van de stad. We laten ons als stad niet uit elkaar trekken.`

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *