Na herstel van Godsdienstvrijheid (1795) bleven de meeste (Utrechtse) kerken en kloosters in handen van de protestanten. De Catharijnekerk, de kloosterkerk van de Johannieters aan de Lange Nieuwstraat, kreeg de status van kathedraal in plaats van de Dom.
Architect Alfred Tepe bouwde tussen 1871 en 1905 alleen al zo’n 70 kerken in het land, Rooms Katholiek. Geïnspireerd door de gotiek van de middeleeuwen ontwikkelde hij een eigen neogotische stijl. Typerend daarbij is het gebruik van baksteen.
In 1869 werd in Utrecht het Bernulfusgilde opgericht. De daarbij aangesloten ambachtslieden/kunstenaars leverden een belangrijke bijdrage voor het bouwen en inrichten van de nieuwe kerken.
Door de omringende bebouwing is de Willibrorduskerk aan de buitenkant niet goed in haar geheel te zien, maar staande op de Dom toont zij zich ten volle. Tepe compenseerde de verscholen ligging door in de hoogte te werken. Hoger dan de Domkerk was echter niet toe gestaan. De Willibrorduskerk bezit een bijzonder kleurrijk interieur. De Krijtberg aan de Singel in Amsterdam, eveneens van Tepe, toont in inrichting sterke verwantschap met die van de Willibrordus. In de biografie over de dichter Jan Engelman ‘Op gezang en vlees belust’, uitgegeven bij Kwadraat, is het volgende geschreven:
‘Op school zal hem ook gedegen godsdienstkennis zijn bijgebracht, die met een levende ervaring werd aangevuld in de neogotische Willibrorduskerk, waar hij misdienaar was bij pastoor De Weijer en zijn kapelaans, en waar hij in het koor zong onder dirigent Anton Ponten sr. Utrechtse muziekkenners wisselden het bezoek aan de Willibrord af met dat aan de kathedraal van St. Catharina waar een geheel andere muziekcultuur heerste. De kleine Jan Engelman zong er zondagavond klassieke motetten, waarvan het koor er zo’n veertig op zijn vaste repertoire had’.
De Willibrord staat op de plek waar zich ooit het logement Place Royale in de Minrebroederstraat zich bevond. Wolfgang Amadeus Mozart en Constantijn Huygens logeerden hier. De ingang aan de Minrebroederstraat was voor de welgestelde parochiaan. Bij binnenkomst zagen zij de deugden op de gewelven uitgebeeld; zij hadden een zitplaats in de verwarmde kant van de kerk. De ingang aan de Annastraat, de westkant, was voor de arme parochiaan. Deze zagen bij binnenkomst in het gewelf, geschilderde ondeugden.
Aan de kant waar de armen zaten, was de kerk niet verwarmt. In de middeleeuwen toen het slachthuis nog achter het stadhuis stond werd de Annastraat ‘Vuilsteeg’ genoemd. Daar verwerkten ‘penswijven’ ingewanden om hiermee wat te verdienen.
Toen de slagers, die lange messen mochten dragen, zich met de politiek gingen bemoeien, niet ongevaarlijk, werd het slachthuis verplaatst naar de Voorstraat en de Lange Nieuwstraat. In het kader van Trajectum Lumen, een lichtwandeling door de stad, bracht Titia Ex een ‘Halo’ aan die als het ware boven de kerk zweeft.
A
Laat uw reactie achter
Reactie