Nog niet zo lang geleden had Utrecht zijn stadsgevangenis aan het Wolvenplein. Zelf was ik er gevangenispsychiater, en als zodanig had ik het er prima naar mijn zin.
Het gebouw was streng en Dickensiaans, dikke muren van bakstenen, gietijzeren constructies, zware deuren en kleine raampjes. Het voelde een beetje beklemmend aan, als een duikboot ingaan, want zo makkelijk ging je er niet uit natuurlijk. Toch was het er tegelijkertijd gemoedelijk: het was natuurlijk geen pretje om er te zitten, maar gedetineerden gaven er toch de voorkeur aan boven grotere gevangeniscomplexen zoals Nieuwegein. Men kende elkaar, regelmatig waren bewakers en gedetineerden in dezelfde wijk opgegroeid, en/of hadden ze bij dezelfde vechtsportschool gezeten. Ergens was het Utrecht op zijn best, ook al is dat gek om van een gevangenis te zeggen. Ik leerde er de criminele families kennen, en hoorde verhalen uit een omgekeerde wereld. Zo was een draaideurcrimineel er trots op dat hij ‘de jongste veelpleger van Nederland was’, hij had meegedaan aan de rellen bij het politiebureau in Ondiep, en zijn vader had een ondergrondse wietplantage. Ik zag in hem een verharde jongeman vertrouwd met geweld en met een crimineel carrière-perspectief. De strafrechter zag in hem een keurig geklede zwakbegaafde, die om hulp vroeg. Voor mijn gevoel vroeg hij erom om vrij te zijn van, niet vrij te zijn voor hulpverlening, ik zag zijn toekomst dan ook somberder in. Veel van de veelplegers waren zwakbegaafd, drop-out van school, lang zonder werk en/of voorzien van psychiatrische diagnoses en een (K)wajong-uitkering. Regelmatig hadden ze thuis huiselijk geweld meegemaakt, waren hun ouders verslaafd of gescheiden, of afkomstig uit het buitenland. Maar we kenden ze nog min of meer, onze boefjes, ze waren bekend bij het veiligheidshuis Utrecht. Een frauderende bankdirecteur heb ik maar eenmaal in de gevangenis zien zitten.
“En zo maken wij dan van Gökmen T., de tramschutter, een internationale terrorist”
Met de bezuinigingen vanwege de financiële crisis is Wolvenplein gesloten, er zijn nog een paar grotere gevangenissen over, met mijns inziens veelal een afstandelijkere-zakelijkere sfeer. De toon van het maatschappelijk debat lijkt met de crisis en het populisme ook verhard. Al is het natuurlijk heerlijk simpel om te spreken van een ‘mocro-maffia’, want dan hebben wij het probleem niet. En zo maken wij dan van Gökmen T., de tramschutter, een internationale terrorist. Natuurlijk was hij geboren in Turkije, maar hij woonde al vanaf zijn twaalfde in Nederland, groeide op op Kanaleneiland, was hier aan de drugs en drugshandel gegaan, en gewelddadig geworden, mijns inziens vooral verward, niet alleen maar islamfundamentalist. Iets vergelijkbaars kunnen we zeggen over Ridouan T., vanaf zijn derde in Nederland, opgegroeid in Vianen en in Nieuwegein bij de jeugdbende Bad Boys gegaan, in Utrecht groot geworden met drugshandel, georganiseerde misdaad en geweld voor hij naar Amsterdam en internationaal ging. Het is niet moeilijk voor dergelijke criminelen om gasten te rekruteren uit de jonge veelplegers, terwijl de staat al jaren op jeugdzorg, justitie en resocialisatie vanuit justitie bezuinigd heeft.
“Okay de bankensector is overeind gehouden, maar politie-justitie en jeugdzorg niet”
Wat wil ik nu hier mee zeggen? Dat het niet slim is om hier opgegroeide kansarme jongeren die het foute pad opgaan als ‘zij’ te bestempelen en te marginaliseren. Dat het niet slim is om te bezuinigen op zorg voor kwetsbare jongeren, die risico lopen crimineel te worden. Want zoals Sun Tzu zei ‘Hou je vrienden nabij, en je vijanden nabijer’. Of zoals de Italiaanse schrijver Saviano stelt, misschien hebben we onze Nederlandse drugsstaat aan ons zelf te danken, met onze neiging handel altijd voorrang te verlenen. Okay de bankensector is overeind gehouden, maar politie-justitie en jeugdzorg niet, met nu alle gevolgen van dien.
Laat uw reactie achter
Reactie