Inzichten

Utrechtse cabaretier Jan Beuving: “Humor is een middel, geen doel”

Jan Beuving (foto: Arco Krijgsman)

De Utrechtse cabaretier Jan Beuving leeft van de grap. In dit bloedserieuze interview deelt hij acht ernstige én komische levensinzichten.  

Inzicht 1: Een kind komt uit de optelsom van twee ouders 

“Ik kom uit een liefdevol gezin van vier kinderen. Ik heb drie zussen. Mijn moeder is van huis uit Nederlands Gereformeerd en mijn vader Rooms Katholiek. De Rooms Katholieke geest van mijn vader heeft altijd over de wateren van onze jeugd gezworven, en daar ben ik hem dankbaar voor. In de gereformeerde traditie draait het om het woord. In taal wordt het waar. Katholieken hebben de gave van mystiek. Ik heb beiden meegekregen. Een van de belangrijkste dingen die mijn ouders ons leerden, is om liefdevol te zijn en betrouwbaar. Maak af waar je aan begint en waai niet met alle winden mee. Sta ergens voor. Toen ik mijn aanstaande vrouw ontmoette, hadden we het over de liefde. We waren allebei vrijgezel. Ik zei: ‘ik doe het niet voor minder dan mijn ouders.’ Ze hadden een goed huwelijk. Liefde hebben ze ons meegegeven en ze lieten ons vrij om onze dingen te doen. ‘Wees goed voor de mensen om je heen, en wees gedisciplineerd.’ Dat vonden ze belangrijk. Mijn moeder kan goed schrijven en mijn vader is goed in structureren. Ook dat heb ik van beiden.“ 

“Hoe groot is de kans dat je op een wereldbevolking van bijna 8 miljard de ware tegenkomt?”

Inzicht 2:  Geloven is als de willekeur van ware liefde   

“Op school moest je voor studieadvies naar je decaan. Ik zei dat ik het liefst de hele dag puzzels op zou willen lossen. Toen zei hij: ‘Dan zit er niks anders op, je moet wiskunde studeren.’ Nog steeds ben ik hem dankbaar voor dat advies, het heeft mijn leven bepaald. Toen ik ging studeren, was ik totaal niet volwassen, ik was pas zeventien. Ik heb dan ook vrij lang over mijn studie gedaan. Zelfs mijn ouders zeiden: “Die studie – wordt dat nog wat?”  Ik heb het afgemaakt, want ik wilde niet sjezen. Ik zat in het bestuur van de studievereniging. Daar werd ik gaandeweg volwassen. Ik maakte de almanak, schreef gedichten in het verenigingsorgaan, maakte reizen. Ik hoop dat die ruimte er voor studenten blijft, om dingen buiten je studie te blijven doen. Het is heel vormend. Ik ben gaan zingen in een koor dankzij een studievriendin, en daar heb ik later weer mijn vrouw ontmoet. Heel veel dingen in je leven worden gedefinieerd door keuzes tussen je twintigste en je dertigste. En er is het mysterie. Want hoe groot is de kans dat je op een wereldbevolking van bijna 8 miljard de ware tegenkomt? Objectief gezien nihil. Maar bij de liefde die je voelt voor iemand, kan je toch de overtuiging hebben dat die alle andere liefde te boven gaat. Je gelooft toch dat het kan, die onwaarschijnlijkheid van de ware liefde vinden. Zo gaat het voor geloven in zekere zin ook.”   

Inzicht 3:  Alles wat je leert in het leven, heeft nut  

“Ik heb na wiskunde de Koningstheateracademie in Den Bosch gedaan. Dat was nogal een cultuuromslag. Bij wiskunde voelde ik me thuis. Ik had minder met de mensen en de sfeer op de kunstopleiding, maar het vak was wat ik wilde. Ik heb ook dans- en mimelessen moeten volgen. Niet helemaal mijn hoofdstuk, maar ik voelde dat het met elkaar te maken had, er was samenhang. Er is een film, Karatekid, over een jongen die iets wil leren. Als eerste moet hij een muur schuren. De hele dag is hij er mee bezig, en hij heeft geen idee waarom. Later werd dat duidelijk, hij leerde hierdoor zijn krachten verdelen. Zo is het ook met het leren in het leven. Soms heb je geen idee waarom je iets moet leren of moet doen, maar het zijn onderdelen van de fundering waarvan je nog niet weet of het beton genoeg gehard is. Je moet er als mens op vertrouwen dat bijna nooit iets voor niets is. Alles wat je leert, komt later van pas. “ 

“Ik voel een zielsverwantschap met wiskundigen”

Inzicht 4:  Wiskunde is humor voor ingewijden 

“Iemand vroeg eens of ik liever de Annie MG Schmidtprijs wilde winnen of de Abelprijs. De Annie MG Schmidtprijs win je voor een mooi lied en de Abelprijs voor een wiskundige ontdekking. ‘De eerste heb ik al, dus doe maar de Abelprijs’, zei ik. Wiskunde is schoonheid voor mij. Ik voel een zielsverwantschap met wiskundigen, ik heb zoveel met ze gelachen. Wij begrijpen elkaar meteen. Vergelijkbaar met mensen uit de kerk, of mensen met een vergelijkbare achtergrond als jij. Je hebt dezelfde nestgeur. Wij wiskundigen hebben een liefde voor het structureren van zaken. Het gemeenschappelijke gevoel van humor zit erin dat je doorhebt dat bij het structureren absurditeiten zich voordoen. Een voorbeeld. Stel, je zit op een terras met wiskundigen en je ziet dat de eerste twee biertjes op de kaart €3,70 kosten, allebei tien keer een priemgetal. Dan merkt iemand op: ‘Zouden alle prijzen een tienvoud van een priemgetal zijn?’ En je besluit met zijn allen een kroeg op te zetten, het huisnummer moet een priemgetal zijn en alle prijzen op de kaart een veelvoud van een priemgetal. En je noemt het ‘café Priem.’ Dat is wiskundehumor. Zo werkt ons hoofd. Je zoekt structuur, weet dat die niet overal op te leggen is, maar soms valt het allemaal samen en dan worden we heel vrolijk.”  

Inzicht 5: Het is goed toeven op de rand 

“Ik heb geen lievelingsgetal. Maar als ik een getal zou moeten zijn, dan toch het getal nul. Als je getallen wilt definiëren, begin je altijd bij 1 en dan verder. Maar nul heb je nodig om systemen te doen kloppen. 4 – 4 = 0  De nul is er later bij bedacht. Het is groter dan alle negatieve getallen, maar kleiner dan alle positieve getallen. De nul heeft een uitzonderingspositie, maar zit wel in het midden. Dat is zoals ik ben. Ik hoor bij de wiskundigen, maar ben geen echte wiskundige. Ik ben thuis in het vak van cabaretier, maar ik kom er niet vandaan. In het kerkelijk leven ben ik een randgelovige. Ik hou van de traditie en de kerkgang, van het gebouw van de Nicolaikerk waar ik ’s zondags heen ga. Van het idee dat daar al 900 jaar mensen naartoe komen, ik hou van de schoonheid van de geschiedenis, van de taal in de kerk, maar ik ben niet iemand met een rotsvast geloof. Ik ben ook een wetenschapper. Net als de nul, ben ik een buitenbeentje. Ik zit vaak net op de rand. En op de rand voel ik me prettig. “ 

Inzicht 6:  Geloof is een geaardheid  

“De vraag is, hoe geef je christelijke de traditie door? Pieter van Os zei: ‘Vrijzinnigheid duurt één generatie.’ Je kunt een kind niet meer dan een notie geven dat er een bestaan is buiten onze realiteit. Of iemand dat uiteindelijk ook gelooft, kun je er niet inrammen. Dat is wel gebeurd in de geschiedenis, letterlijk en figuurlijk. Ik ben nog opgevoed in de traditie dat er zonder de wil van de hemelse vader geen haar van je hoofd zal vallen. Ik kan dat niet doorgeven, maar wel dat je iets aan geloof hebt. Ik ben er dankbaar voor dat ik kan geloven dat er een waarheid buiten de werkelijkheid kan bestaan. Sommige dingen kunnen wij niet doorgronden, of in ieder geval nu nog niet. Ik weet niet of ik een talent heb voor geloven of dat dit aangezet is door mijn ouders. Herman Finkers zegt dat geloof een geaardheid is. Inderdaad, je hebt nihilisten die niets met geloof hebben. Ik vind dat iedereen het recht heeft om te geloven, zolang je een ander daar niet mee lastig valt. Waar die grens van lastigvallen ligt, weet ik niet. Ik heb bijvoorbeeld geen probleem met de klokken die om tien uur luiden, met een minaret evenmin.”  

“Vroeger draaide ik liedjes door, nu ben ik liedjesboer “

Inzicht 7:  Een lied heeft een eigen waarheid  

“Vroeger draaide ik op cd’s de liedjes altijd door, maar nu ben ik een liedjesboer geworden. Het lied is mijn vorm. Dat heb ik ook in de kerk geleerd. Al die liederen van Willem Barnhard vind ik fantastisch. Een lied heeft een eigen waarheid. Je kunt waarheden te berde brengen die niet echt zijn, maar in het lied wel bestaan. Ik schrijf in mijn werk als het ware achter de taal aan. Alsof de taal een wereld is die je op allerlei plekken kunt openen om dan naar binnen te wandelen en rond te kijken. Maar je moet wel aanvoelen waar je hem kunt openen. Dat doe je denk ik op basis van levenservaring. Dat is het wonder van de taal. Ook in spiritueel opzicht is taal mijn brandstof. Ik houd van de Naardense Bijbelvertaling. Ik hou van woorden als ‘goedertieren en barmhartig.’ Liever het woord ‘zalig’ dan ‘gelukkig’. “ 

Inzicht 8:  Humor kan in de kerk als middel, nooit als doel 

“Humor zou een rol in de kerk kunnen spelen, maar het moet in dienst staan van het verhaal, het verhaal van de liefde. Als humor een transportmiddel is, prima. In de bijbel zie je de humor in de menselijkheid der dingen. Humor gaat over ontroering, over grensoverschrijding. Een potentiele scène vind ik Abraham die bij God af gaat dingen over hoeveel niet–zondige mensen er in Sodom moeten zijn om de stad te redden. God laat zich blijkbaar lenen voor afdingen. Ook grappig is het verhaal dat Gideon een legermacht moet formeren. De mensen die het water met hun handen drinken moeten weg, en de mensen die uit de rivier slurpen, mogen blijven. Vreemd criterium. De reden zal verspilling zijn, maar het blijft raar. Daar zou je humor van kunnen maken. Je zegt toch ook niet “als je de bal met het ventiel naar boven legt, mag je niet in mijn voetbalteam.” Het belangrijkste blijft: waar zit de liefde in het verhaal? Daar gaat het om. Het moet in de kerk blijven draaien om het verhaal van de liefde, of dat nou met humor is of niet. “  

Dit artikel staat ook in het magazine van de Utrechtse Protetestanten (www.depup.nl 

Laat uw reactie achter

Reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *