Beter laat dan nooit, waarschijnlijk maakte de vereniging Oud Utrecht die afweging toen ze waarschuwde dat al die hoogbouw het uitzicht op de Dom aan het belemmeren is.
Wij waren hem ook kwijt.
Dat dacht ik. Meteen na onze verhuizing naar stadsdeel Leidsche Rijn speurde ik vergeefs de horizon af. Conclusie: verstopt achter de klont wolkenkrabbertjes in het Stationsgebied. Maar nee hoor, aarzelend kwam hij pal naast die hoogbouw te voorschijn toen de bomen langs het Amsterdam-Rijnkanaal hun bladeren afschudden.
Alsof er niets veranderd is: op Achter Sint Pieter zagen we hem ook alleen ’s winters, als de populier van de overbuurman kaal is. Maar dan van zo dichtbij dat hij ons zou verpletteren als hij omviel. Nu een klein torentje in de verte. Totaal ongevaarlijk.
Van de Middeleeuwen, hup, overgewipt naar de 21ste eeuw. Op een paar boerderijen na is alles hier van de laatste 25 jaar. Ons appartement is zelfs helemaal nieuw (en zeer geriefelijk, met vloerverwarming, isolerend glas, alles gelijkvloers, enzovoort). Wij tellen onze zegeningen.
Maar het is wèl een stuk kleiner. Ga er maar aan staan: die kast gaat mee, die tafel weg. De meeste boeken naar de kringloop, of naar het het oud papier.
En nu, in Leidsche Rijn, is het nog niet klaar.
Een schattig Philips radio’tje, geërfd van oom Onno, al zeker zestig jaar dood, past niet in de boekenkast. En ook al zetten we hem nooit meer aan (doet het nog wel), hij verdient een plaatsje.
Dan moeten er nog maar een paar boeken weg. Dit bijvoorbeeld: Nel Noordzij: ‘Het kan me niet schelen’. Voorin mijn handtekening, plus een jaartal: 1956. Waarover het gaat, ik weet het absoluut niet meer.
Klein stukje lezen, voor alle zekerheid. Nou, die Nel, die kan er wat van. Wat een heftig boek is dat. Ik kan er niet mee stoppen. Het lijkt een beetje op ‘De Avonden’, maar de hoofdpersoon is een stuk energieker. Het taalgebruik is heel modern, al komen er dan woorden en begrippen in voor uit een andere tijd, zoals mieters en koelhuisboter (twee cent goedkoper dan gewone roomboter).
Bijna alle personages uit het boek wonen in pensions; ze doen hun inkopen in buurtwinkeltjes dichtbij.
In Zwolle, waar ik opgroeide, hadden om de hoek ook zo’n kleine kruidenier: De Magneet. De boodschappen deden we op rekening omdat er vaak geen geld in huis was.
Hier in onze wijk Leeuwensteyn, tegenover Oog in Al, zijn helemaal geen winkels. Een ijssalon en een cafetaria, dat is alles.
Voorlopig?
Ja, voorlopig. Want in de ‘Tien Minuten Stad’, een document van zeventig bladzijden, belooft de gemeente dat alle belangrijke voorzieningen voor iedereen op hooguit tien minuten afstand zullen zijn.
Naar de dichtstbijzijnde winkel, de enorme Jumbo in Leidsche Rijn Centrum, is een dik kwartier lopen. En dan zitten we nog wel het gunstigst van iedereen in Leeuwensteyn.
Er zijn nog een paar kaveltjes vrij. Dus gemeente, hou je aan je woord. Geef ons een Jumbo, een Lidl, een Plus, of een Albert Heijn.
of een Dirk