Hoe is het nu met?

Het mooiste meisje van de stad/Marjolein Starreveld (bijna 60): Het New York Moment

Vrouwen die een jaartje ouder worden maar zich jong blijven voelen. Hoe doen ze dat? En is oud worden een straf of een zegen? Marjolein Starreveld:“ Tussen  mijn oren blijf ik jong en fysiek  ben ik nog in hele goede conditie. Ik heb wel het idee dat je naarmate je ouder wordt “uit beeld  raakt”.

Marjolein Starreveld: “Ik word volgende week zestig en heb er toch wel over nagedacht dat het bereiken van die leeftijd een mijlpaal is. Maar ik wil geen festiviteiten en zeker geen  surprise party. Ik ga gewoon lekker een dagje  uitwaaien op  het strand”.  

Marjolein Starreveld, geboren in Amsterdam aan de Rooseveltlaan, verhuisde toen zij een paar maanden oud was naar de stad Groningen. Mijn voorouders waren architecten en bouwers,  een groot deel van Amsterdam-Zuid, menig station en snelweg waren van hun hand. Soms kan ik wel eens verzuchten: “Had nou maar een blok woningen in Zuid aan ons nagelaten. Zou ik dan nu een Paris Hilton-achtig leven leiden?” Marjolein groeide op als jongste kind in een groot gezin met een broer en vier zussen. Mijn vader werkte in de “sjieke” herenkledingfabriek en ik ken hem ook niet anders dan in een goed gesneden pak. Zelfs in zijn vrije tijd was hij altijd correct gekleed en op hoge leeftijd weigerde hij een rollator: hij bleef een heer met een wandelstok. Mijn moeder was van de honden en het buitenleven, haar kookkunst beperkte zich tot de gestampte pot. Wel omarmde zij nieuwe kruiden en knoflook zodat ze die overal in ging gebruiken ook als dat niet echt de bedoeling was. Ik was een echt “buiten kind” altijd met de honden  in  het park te vinden. 

Mijn zusjes speelden hockey, maar ik reed paard.  Als ik binnen zat naaide ik mijn  eigen  kleren en  jurkjes voor de poppen.  Ik ging naar de lagere school en vond het een straf. Ik wilde dingen maken en droomde weg onder  de reken- en taallessen. Na de HAVO,  het was wel de bedoeling dat alle kinderen gingen studeren,  leek  het  mijn moeder een goed idee  om naar de pedagogische academie te gaan. Ik was geen juf realiseerde ik mij, ik werd bazig als ik de kans kreeg.  Wel  overwoog  ik nog even  om  handwerkjuf  te worden maar die opleiding was net afgeschaft. Waar je aan begint dat maak je ook af, zo  was  ik opgevoed  en na de PA ging ik naar de kunstacademie in Groningen. Ik deed daar ruimtelijke vormgeving, leerde lassen, werkte in de houtwerkplaats maar vooral stoffen en textiel bleken mijn materiaal. 

“Toen ik het bordje Lowlands zag had ik even weer een New York moment”

Na de academie werkte ik her en der en spaarde iedere cent om een reis naar Amerika te kunnen maken. Ik verhuurde mijn kamer en vertrok. Ik begon in Maine waar ik familie had en daarna naar Boston. En van Boston naar New York, daar had ik mensen leren kennen waar ik kon overnachten. Ik vergeet nooit meer het moment dat ik aankwam in het appartement, de balkondeuren opendeed en de skyline van New York voor mij zag: het was mij gelukt!  Ik had geen beren op de weg gezien, alles goed onderzocht  en in mijn eentje  de weg gevonden.   Na Amerika was ik een beetje uitgekeken op Groningen. Hoewel ik  Groningen iedereen kan aanbevelen om te gaan studeren: de mensen zijn relaxter en minder gejaagd dan in het westen. Eigenlijk wilde ik naar de Rietveld Academie in Amsterdam maar het werd de kunstacademie in Utrecht omdat ik daar de avondopleiding kon doen. Ik koos de richting  interieur architectuur, maar Utrecht bleek de verkeerde keuze. De opleiding was veel technischer dan ik had verwacht, in Amsterdam was de opleiding creatiever. Inmiddels gaf ik, via AORTA, architectonische rondleidingen op de Uithof. Vaak had ik architecten in mijn groepen maar Rem Koolhaas zelf rondleiden dat was ook mij een brug te ver.  Ik vond een baan bij het Centraal Museum en werkte daar onder de toenmalig directeur  Sjarel  Ex. Ik was aangetrokken om de rondleidingen te organiseren en de horeca vorm te geven na de grootscheepse verbouwing. Als ik mij dan toch met de horeca moest gaan bemoeien dan hoorde daar ook mijn horeca papieren bij  en die haalde ik. 

“Hoe ik het  benodigde  geld bij elkaar heb gebluft weet ik nog niet”

Het begon te kriebelen, tijd voor iets nieuws. En toen kwam  de  aanloop tot de opening van Paleis Soestdijk als museum op mijn pad. Weer ging ik de rondleidingen  organiseren  en was betrokken bij de horecavoorziening,  die  in de voormalige orangerie gehuisvest werd. De privacy  werd door de koninklijke familie en de BVD  goed bewaakt zodat er helaas veel  privé bezittingen  verwijderd werden. Mijn idee was  om voor de bezoekers een hoorspel te maken met geluiden en stemmen.  Het liefst met  de stem van de  oude lakei van Juliana als voice-over. Het was een tijdelijk project en  toen het eenmaal stond was voor mij de lol eraf. Ik werd gevraagd door het Cobra Museum in Amstelveen en daarna door het Rijks. Het Rijksmuseum werd  zo hiërarchisch  geleid, het leek soms wel een politiek steekspel. Toen ik  dan ook werd gevraagd  om het Nationaal Glas  Museum  in Leerdam op te zetten was ik zo vertrokken bij het Rijks. In Leerdam  moesten  horeca, winkel en museum  allemaal samen komen, er was een  deadline  omdat de opening door de Koningin al gepland stond.  Het was weer pionieren omdat er nog niets  was. We  haalden de opening en het museum stond! Ik kwam in contact met de directeur van Lowlands en het leek  ons een leuk idee om de bezoekers van het festival  de ervaring van glasblazen te  laten beleven.  Hoe ik het  benodigde  geld bij elkaar heb gebluft weet ik nog niet maar toen de subsidie van het Mondriaan Fonds  toegekend werd volgden er meer.  Met alle glasblazers van Leerdam  en twee busjes hebben we al het materiaal  naar het  festival terrein  gebracht. Toen ik het bordje Lowlands zag had ik even weer een New York moment: het is mij gelukt.   Het volgende jaar nodigde wij  tatoeëerders uit om op glas te graveren. Als glasblazers  ruig volk zijn dan ken je de tatoeëerders niet. “Wat jullie in de avond en nacht doen kan mij niet  schelen maar om elf uur in de ochtend zijn  jullie  allemaal  aanwezig!”  Het werd een succes.  Leerdam afgesloten, en toen werd het stil. Via  via  kwam de  organisatie voor de bijscholing van apothekers  bij mij terecht, maar  dat hield ook op een gegeven moment op en toen restte mij niets anders dan  poetsen. Ik  moest wel even schakelen, maar wat voor werk  ik  ook doe  ik neem het serieus.  Ik maakte een hele studie van schoonmaken. Soms werd mij  wel eens gevraagd wat ik tegenkwam in de huizen waar ik werkte maar  discretie stond hoog in mijn vaandel. Drie en een half jaar geleden kwam ik Maaike  Ehren  tegen. Zij was kapster geweest bij Losjes in de Twijnstraat en  allergisch geworden voor de  synthetische  stoffen die in haarverf zitten.  Ze besloot  haar  eigen “groene” kapsalon Ginger  te beginnen  in de Willem van Noortstraat, waar zij werkt met  plantaardige haarkleuring en  biodynamische  producten.  Ik kon bij haar komen werken en ben inmiddels hun  kleurexpert.  Maar ik blijf  nog altijd kunstenaar. Ik heb mijn verschillende opleidingen  en  het textiel dat in mijn genen  zit  vertaald  naar het werk dat ik nu maak: ruimtelijk werk  met  grafische borduurkunst. Vaak machinaal geborduurde portretten, waarin toeval het eindbeeld  bepaalt. Ik heb geëxposeerd  in het Gemeente Museum in Den Haag,  in Kasteel  Tongelaar  en bij de Grachten Galerie hier.  Er is van alles op mijn pad gekomen maar  aan  alles wat ik heb gedaan  heb ik  het New York gevoel  overgehouden: het is mij gelukt! ” 

Hoe is het om ouder te worden?  

“ Tussen  mijn oren blijf ik jong en fysiek  ben ik nog in hele goede conditie. Ik heb wel het idee dat je naarmate je ouder wordt “uit beeld  raakt”. Langzaam neem je een andere positie in, dat begint al wanneer je met mevrouw wordt aangesproken  en jonge mensen vragen of ze je mogen tutoyeren.  Ik poetste ergens  en het jongste zoontje van het gezin vroeg aan mij: ”Waarom  ben jij zo oud?” “Dat gaat vanzelf, “was mijn antwoord. Mijn raad aan jonge mensen: ”Geniet van  je jeugdige schoonheid, je bent prachtig  zoals je nu bent.”  

Wat is je geheim?  

“ Blijf eigenzinnig  en  nieuwsgierig,  er valt altijd iets te leren. Blijf plannen maken, misschien gaat de helft niet door maar je hebt het wel geprobeerd.  Blijf openstaan voor nieuwe ideeën en jonge mensen. Iedere generatie heeft weer iets te vertellen  en heeft een  andere  energie.  De jonge mensen van nu  leven in een wereld die aan het veranderen is en pikken dingen anders op dan mijn generatie.  Laat de houding  van “ik ben ouder dus ik weet het” varen en sta open voor andere meningen en leer daarvan.”  

Tennis, bridge of yoga?  

Kickboksen, bij  Yard Gym  in Lunetten. Alle lagen van de bevolking komen daar om te sporten, de enige regel die geldt  is dat je “niet op elkaar in mag beuken”.  Ik doe ook yoga maar dan wel de  actieve  en zwaardere  vorm: hot yoga. Ik loop  hard en  heb verschillende halve marathons gelopen. Dan nog  fietsen  en werken in de Moestuin.”  

Is je stijl veranderd?  

“Ik draag geen korte rokjes meer, daar voel ik mij niet meer prettig in.  Met een  vriendin heb ik afgesproken dat we nooit afritsbroeken,  bergschoenen, “pittig”kort  haar en  geen make-up  gaan dragen. Je moet jezelf niet opgeven, je doet het niet voor een ander maar uitsluitend voor jezelf.  Blijf  vooral  trots op jezelf!”  

Wat vind je van de Utrechtse vrouw?  

“De “Utrechtse vrouw”? Ik zie zo’n grote verscheidenheid aan vrouwen  ook door de invloeden van buitenaf. Utrecht wordt een bonte kermis van mensen, allerlei nationaliteiten, soorten en maten. Allemaal individuen en van ieder type vrouw kun je weer iets leren. Iedere vrouw heeft haar eigen verhaal.”   

Aan wie geef je het stokje door?  

“Aan Akke Bink -Wiegersma, zij is landschapsontwerper. Ik vind haar dynamisch, warm en open. Daar kan ik nog wat van leren.”  

Voor Catherine, 2019

 

   

 

 

Yontie Helders

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *